0-50 Flashcards

1
Q

Vooraf vaststaand

A

A priori

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

minder populair worden

A

aan populariteit inboeten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

valse beschuldiging

A

De aantijging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

afschuwelijk

A

abominabel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

plotseling, onsamenhangend

A

abrupt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

losgemaakt van de werkelijkheid

A

abstract

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

afzien van het irrelevante, losmaken van

A

abstraheren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

optie

A

het accessoire

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

zich opstapelen, vermeerderen

A

accumuleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

de zwakke plek

A

de achilleshiel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

aan de werkelijkheid aanpassen

A

actualiseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

aanpassing

A

de adaptatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

zich aanpassen

A

adapteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

genegenheid, liefde

A

de affectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat het gevoelsleven betreft

A

affectief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

geleidelijk afbrokkelen, verminderen

A

afkalven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

onderzoeken om zich een oordeel te kunnen vormen

A

aftoetsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

waakzaam, in staat om snel te reageren

A

alert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

veelzijdig

A

allround

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

ergens naar streven, begeren

A

ambiëren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

dubbelzinnig

A

ambigu

22
Q

streven, eerzucht

A

de ambitie

23
Q

eerzuchtig, ijverig, vol ambitie

A

ambitieus

24
Q

niet bedlegerig

A

ambulant

25
Q

voorstel tot wetswijziging

A

amendement

26
Q

iets officieel wijzigen of verbeteren

A

amenderen

27
Q

activiteit om iemand bezig te houden

A

de animatie

28
Q

moed geven, aansporen, opvrolijken

A

animeren

29
Q

vooruitlopen op

A

de anticipatie

30
Q

vooruitlopen op

A

anticiperen

31
Q

psychische onverschilligheid, lusteloosheid, gebrek aan emotie, motivatie of enthousiasme

A

de aphatie

32
Q

ongeïnteresseerd, lusteloos

A

aphatisch

33
Q

willekeurig

A

arbitrair

34
Q

kunstmatig

A

artificieel

35
Q

ambitie, streven naar iets hogers

A

de aspiratie

36
Q

aandacht vestigen op

A

attenderen

37
Q

opmerkzaam, erop gericht om het iemand naar de zin te maken

A

attent

38
Q

oplettendheid, ook: klein cadeautje

A

de attentie

39
Q

oorspronkelijk, echt

A

authentiek

40
Q

persoon met mentale stoornis

A

de autist

41
Q

weerzin, afkeer

A

aversie

42
Q

kleinigheid

A

de/het bagatel

43
Q

doen alsof iets onbelangrijk is

A

bagatelliseren

44
Q

kibbelen, bekvechten,redetwisten

A

bakkeleien

45
Q

tweezijdig, wederzijds bindend

A

bilateraal

46
Q

iets waarvoor je je moet schamen

A

de blamage

47
Q

berispen, ook: te schande brengen

A

blameren

48
Q

betrouwbaar

A

bonafide

49
Q

explosief groeien

A

boomen

50
Q

essentie

A

de bottomline