Zuur-base reacties Flashcards

1
Q

zuur volgens Brönsted

A

Een deeltje dat als protondonor kan optreden

bv HCl → H+ Cl-

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Base volgens Brönsted

A

elk deeltje dat als protonaceptor kan optreden

NH3 + H+ → NH4+

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

zuren, basen, geconjugeerde zuren en geconjugeerde basen aanduiden in een reactie

A

zuren: HCl → moleculen
geconjugeerde zuren: NH4+
basen: NH3
geconjugeerde basen: Cl-

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

amfolyt beschrijven en aanduiden in een reactie

A

amfolyt is een deeltje dat zich als zuur en als base kan gedragen
bv H2O

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

ionisatie van water schrijven als reactievergelijking en de waterconstante schrijven

A

2 H20 🔁 OH- + H3O+

Kw= (OH-)e. (H3O+)e= 10^-14

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

definitie pH

A

De pH is een uitdrukking voor de zuurgraad van een waterige oplossing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

pH pOH en de concentraties OH- en H3O+ berekenen en in verband brengen met elkaar

A
pH= 14 - pOH
pH= -log( x.cz)
pOH= -log(x.cb)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Zuurconstante en baseconstante schrijven

A

Kz= (H3O+)e. (B)e / (Z)e

  • (Z)= concentratie zuur
  • (B)= concentratie conjugeerde base

Kb= (OH-)e. (Z)e / (B)e

  • (B)= concentratie base
  • (Z)= concentratie geconjugeerde zuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

het verband leggen tussen zuur-base constanten en de sterkte van zuren en basen

A

Sterke zuur/ base: Kz of Kb >1 pKz /pKb <0
Zwakke zuur/ base: 1>Kz / Kb>10^-15,75
0

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Kz, pKz, Kb en pKb berekenen en in verband brengen met elkaar

A

bv: Kz= (H3O+)e. (B)e / (Z)e
bv: Kb= (OH-)e. (Z)e / (B)e
pKz= -log(OH-)
pKb= -log(H3O+)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

pH van zouten kwalitatief voorspellen en verklaren

A

1) voeg H+ en OH- toe aan de zout → kijk naar gevormde zuur: HnM en gevormde base: MOH =»>

2) Sterk zuur + Sterke base: pH= 7
Sterk Zuur + Zwakke base: pH= 7- pKb - log( czout))/2
Sterke Base+ Zwakke zuur: pH=7+ (pKz -log(zout))/2
Zwakke base+ Zwakke zuur: pH=7+(pKz - pKb)/ 2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

pH berekenen van een sterk zuur of sterke base na verdunning

A

c1. V1= c2. V2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

buffer mengsel definieren

A

Mengsel waarin de pH weinig verandert bij toevoegen van kleine hoeveelheid zuren of basen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Belang van buffermengsel met een voorbeeld illustreren

A

In ons lichaam (bloed cellen lichaamsvocht….) wordt de pH 7,4 zo constant mogelijk gehouden door buffers. Gewijzigde pH (bij verstoorde werking van buffers) lijdt tot ernstige ziektes. pH onder 7 en boven 7,8 is dodelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

werking van een buffermengsel verklaren

A

Bv CH3COOH + CH3COONa

1) zout dissocieert ( CH3COONa → CH3COO- + Na+)
2) zuur toevoegen → H+ van sterk zuur zal binden met de negatieve ionen => zwak zuur ( H+ + CH3COO- → CH3COOH)
3) Als een OH- wordt toegevoegd zal deze met een H+ van CH3COOH binden → CH3COO- + H2O

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

buffermengsel herkennen (5)

A

zwak zuur + zout uit dit zuur (CH3COOH + CH3COONa)
zwakke base + zout uit dit base (NH4OH + NH4Cl)
zwak meerwaardig zuur + waterstofzout (H2CO3 + NaHCO3)
waterstofzout + zout zonder H ( NaHCO3 + Na2CO3)
mengsel van waterstofzouten (NaH2PO4 + Na2HPO4)
buffer bestaat uit een zuur en zijn geconjugeerde base of een base en zijn geconjugeerd zuur

17
Q

equivalentiepunt definiëren

A

Het punt bij een titratie waarbij de hoeveelheid titrant die is toegevoegd net voldoende is om de oplossing te neutraliseren = het punt waarbij er evenveel zuur als base is om de oplossing te neutraliseren

18
Q

het verloop van de pH tijdens een titratie van een sterk zuur of base illustreren en verklaren

A

de titratiecurve:
bij sterke zuur→ van laag naar hoog, S-vorm
bij sterke base→ van hoog naar laag, omgekeerde S-vorm

19
Q

concentratie van onbekende oplossing berekenen a.d.v meetgegevens van een titratie

A

x. cz. Vz = y. cb. Vb
*x= meerwaardigheid van zuur
*y= meerwaardigheid van base bv →2H3O+
n(OH-) = n(H+)

20
Q

pH van een buffer

A
pH= pKz -log(cz/cb)
pH= pKz -log(nz/nb)