Organische chemie reacties Flashcards

1
Q

In een gegeven reactie het aanvallende deeltje en het substraat kunnen aanduiden

A

het substraat = belangrijkste deeltje, (meestal) het grootste deeltje
aanvallende deeltje/reagens = de andere deeltjes meestal kleiner

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

de aard van het aanvallend deeltje afleiden uit de reactie

A

De 3 aarden van het de aanvallende deeltjes:
nucleofiel
elektrofiel
radicalair
elektrofiele reactie= nucleofiel substraat dat wordt aangevallen door elektrofiele deeltjes
nucleofiele reactie= elektrofiel substraat dat wordt aangevallen door nucleofiele reagens
homolystische verbindingsbreking/ radicalaire reacties= tussen bindingspartners met ongeveer gelijke elektronegatieve waarde. Wanneer de binding breekt krijgen beide bindingspartners 1 elektron. Zo ontstaan radicalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

het reactietype afleiden uit een gegeven organische reactie

A
Substitutie= vervanging van een gedeelte van het substraat
additie= groei van het substraat
eliminatie= uitstoting van een gedeelte van het substraat
condensatie= groei van substraat met een klein molecuul wordt afgesplitst
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

de radicalaire substitutie tussen een alkaan en een dihalogeen

A

1) initiatie: er worden vrije radicalen uit het reagens gevormd door homolystische verbreking door UV licht of warmte
2) propagatie: de radicalen zijn heel reactief en binden met een H-atoom van het alkaan
3) terminatie: de overige vrije radicalen gaan binden CH2 en de andere Cl

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

elektrofiele additie reactie van een alkeen en waterstofhalogenide

A

Eerst additie reactie van het elektrofiel deeltje van het reagens. De elektrofieleadditie reacties leiden dan tot verzadigende bindingen met nucleofiele deeltjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

nucleofiele substitutie reactie bij halogeenalkanen: halogeenalkanen en water

R-X + H2O

A

1) heterolystische breking van de halogeen -> er ontstaat een carbokation
2) het nucleofiele deel van water valt aan (O)-> waterstof is gebonden aan de R (deze keten is dan nogsteeds positief geladen doordat de halogeen heterolystisch afgesplitst werd)
3) er wordt een H+ afgesplitst van de keten en van de negatieve zuur wordt de negatieve halogeen gesplitst
-> H+ X- gaan binden
=> alcohol, en nieuwe zuur met het halogeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is een carbokation

A

een tussenstap in de reactie (intermediaire fase) waarbij we een positieve koolstof hebben waarop het nucleofiel deeltje zal aanvallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is een substituent?

A

elk atoom of atoomgroep dat een waterstof vervangt van het koolstofskelet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

stabiliteit van een carbokation

A

De stabiliteit van primaire, secundaire, tertiaire carbokation komt door inductiestabilisatie en wordt bepaald door het aantal elektronen stuwende alkylgroepen. Stabiele carbokations hebben minder energie nodig voor de reactie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

elektrofiele substitutie met benzeen en een dihalogeen

A

1) Activatie van het elektrofiel reagensdeeltje met het door uv-licht/ warmte: er ontstaan 2 radicalen (halogenen)
2) aanval van radicalen op dubbele binding van benzeenring: de dubbele binding wordt dan gebroken
en de radicalen binden aan de C’s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

dehydratie bij alcoholen

A

1) protonering: H+ van de zuur zal zich vestigen aan de OH-groep waardoor hij nu makkelijk weg kan, de positieve lading blijft dan op de keten (2 radicalen)
2) deprotoneren: nadat er een positieve lading is op de keten en de zuur negatief geladen is zal er een H+ van de keten op de zuur gaan (0 radicalen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

dehydrogenatie bij alcoholen

A

1) met hitte wordt de H van de OH groep en de H van het naburige C-atoom gesplitst
2)deze vormen dan H2 en er ontstaat een dubbele binding met de O
! enkel mogelijk bij primaire en secundaire alcoholen !

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Het kookpunt van een stof bepalen door:

A
hoog kookpunt als:
grote lading 
kleine ionstraal
lange keten
groot gewicht
lineaire vorm
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly