ZO week 7 Flashcards
Kenmerken Solutio placentae
- gespannen uterus
- contracties
- hevig helder rood bloedverlies
- CTG; foetale nood
- HR 100/ min
-RR 110/80 - veel pijn
Kenmerk placenta previa
Helderrood bloedverlies maar geen pijn
- soepele uterus
- fraaie CTG
risicofactoren voor solutio placentae
(placenta loslating)
maternale hypertensie
* roken
* cocaïnegebruik
* buiktrauma
wat is een Couvelaire uterus
extravasatie van bloed door het myometrium heen tot in de uterine serosa. Deze bloedingen in de uteruswand veroorzaken blauwgevlekte verkleuringen die aan de buitenkant van de uterus zichtbaar zijn
wat gebeurt er met stolling bij een solutio placentae
verbruikerscoagulopathie
- fibrinogeen gehalte, factor V, trombocytenaantal omlaag
- verlengde aPTT
- verhoogd D-dimeer
wat zijn de maternale risico’s bij een verbruikerscoagulopathie
orgaanschade
oorzaken vaginaal bloedverlies 2e en 3e trimester
- randvene bloeding (pijnloos en recidiverend bloedverlies);
- solutio (niet waarschijnlijk gezien klinisch beeld);
- placenta circumvallata (pijnloos en recidiverend vaginaal bloedverlies);
- gynaecologische oorzaak (bijvoorbeeld poliepen, bloedverlies na coïtus, maar gaat niet gepaard met ruim vaginaal bloedverlies).
-placenta previa
korte en lange termijn schade van perineum rupturen
- pijn
- dyspareunie
-aerovagina - verzakking van bekkenorganen door een gapende introïtus
- fecale of urine incontinentie
3 manieren episotomie
- medio-lateraal
- mediaan naar dorsaal/ achteren
- mediaan naar ventraal/ voren
medio-laterale episotomie (komt meeste voor)
een knip vanuit het midden van de commissura labiorum posterior
ingeknipt naar tuber ischiadicum
mediaan naar dorsaal episotomie
knip vanuit het midden van de commissura labiorum posterior in de mediaanlijn naar achteren
mediaan naar ventraal episotomie
Er wordt bij vrouwen die een besnijdenis hebben ondergaan een knip gezet door het littekenweefsel, aan de ventrale/voorzijde van de vulva in de richting van de vooraf geïdentificeerde urethra
welke structuren worden er doorgeknipt bij een episotomie
- cutis
- subcutis
- bulbus vestibuli
- klier van Bartholin (mogelijk)
- m.bulbospongiosus
- m. transversus perinei superficialis
- membrana perinei; de fascie die het diafragma urogenitale caudaal begrenst
- m. sphincter urethrovaginalis
welke zenuw kan kapot gaan bij een episotomie
n. pudendus
waar moet je opletten bij de ontsluiting
of de ontsluiting goed gaat
- bij het crossen van de ‘alert line’ moet je letten of de baring wel voldoende vordert
- bij het crossen van de ‘action line’, dan verloopt de baring niet normaal, moet de oorzaak achterhaald worden en nodige vervolgstappen genomen worden
wat is een normale frequentie van weeën in de bevalling
3-4/ 10 minuten
wat kan je doen om een weeën zwakte te verhelpen
- breken van de vliezen (eerste optie)
- toevoegen oxytocine
differentiaal diagnose bij een niet vorderende baring
- ineffectieve weeën
- wanverhouding
- pijn
wat past er bij pijn als oorzaak voor een niet vorderende baring
- gebrek aan ondersteuning van partner
- door stresshormoon afname uterusactiviteit
wat past er bij wanverhouding als oorzaak voor een niet vorderende baring
- kleine maternale lengte
- niet vorderende indaling
- grote uitzetting
wat past er bij ineffectieve weeën als oorzaak voor een niet vorderende baring
- afwezigheid van moulage
- frequentie weeën < 3/ min
- afwezigheid van caput succedaneum
wat zijn de consequenties van een langdurige ontsluitingsfase
- hogere sectio percentage
- grotere kans op chorioamnionitits
-grotere kans op vaginale kunstverlossing - grotere kans op slechte start neonaat
mogelijke oorzaken van een niet vorderende uitdrijving
- suboptimale weeën
- matige perstechniek
- foetus large for gestational age
- afwijkende stand van foetale caput
tekenen van foetale nood tijdens de bevalling
meconium houdend vruchtwater of CTG-veranderingen.
aanvullende onderzoek bij foetale nood en uitslag
microbloedonderzoek (MBO).
- ph> 7,25; geen foetale nood
- ph< 7,25; foetale nood
wat zijn de oorzaken van een fluxus postpartum
- tonus (atonie)
- trauma
- Tissue
- Trombine
opties bevalling bij een stuitligging
- vaginale stuitbevalling
- sectio caesarea
definitie asfyxie
een conditie van gestoorde gaswisseling welke persisteert en leidt tot progressieve hypoxie, hypercapnie en acidose
criteria van Levene (perinatale asfyxie)
- foetale nood (uitend in o.a. foetale bradycardie of andere CTG veranderingen)
- meconiumhoudend vruchtwater
- metabole acidose (nsPh (art) < 7,05 of eerste art astrup)
- apgar score ( < 5 op 5 minuten)
- hypoxisch-ischemisch encephalopathie (HIE), dmv Sarnat/Thompson score en/of vroege EEG afwijkingen
- multi-organ failure (MOF); (meer dan 1 orgaan met uitzondering van de hersenen)
oorzaken perinatale asfyxie
(1) Maternale problemen (oa maternale hypoxie, medicatie gebruik).
(2) Placentaire problemen (oa solutio, doorbloedingsstoornissen).
(3) Navelstrengproblemen (oa prolaps, knoop).
(4) Foetale oorzaken (oa bloedverlies, foeto-maternale/placentaire transfusie).
(5) Als complicatie na een traumatische partus (oa moeilijke vacuümextractie, macrosomie).
Diagnostiek na perinatale asfyxie
- neonatale encefalopahtie; Sarnastscore
- Cerebrale echografie/ MRI
- 2-kanaals EEG (CFM)
Behandeling perinatale asfyxie
Therapeutische hypothermie
- lichaam van het kind wordt 3 dagen op 33,5 graad gehouden