VO week 1 Flashcards

1
Q

wat maakt de hypothalamus

A

GnRH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat maakt de hypofyse

A

LH en FSH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

op welke cel werkt LH (vrouw) en wat doet hij daar

A

Theca cel
- zorgt voor productie androstendodine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

op welke cel werkt FSH (vrouw) en wat doet hij daar

A

Granulosa cel
- activeert aromatase waardoor oestradiol wordt gemaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

verschillende ontwikkelingsstadia sperma (in tubuli seminiferous)

A
  1. spermatogonium (zit als ronde cel vast aan het basale compartiment)
  2. primaire spermatocyt
  3. jonge spermatide
  4. spermatide (hebben staart)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat zijn de verschillende lagen van de testis

A

tunica albugenia
tunica vaginalis
tubuli seminiferi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat bevat de spermatic cord

A

bloedvaten, zenuwen, ductus deferens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

functies sertoli cell

A

geven voedingsstoffen aan de cellen
produceren hormonen; ABB, oestradiol, inhibine, NIS
fagocytose
maken van tight junctions
(FSH werkt hierop)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is een leydigcel, waar zit die

A

tussen de tubuli; produceren testosteron
(LH werkt hierop)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

welke soorten azoöspermie heb je?

A

obstructief, fysieke barriere, bv door trauma, kan je wel behandelen
niet obstructief, aanmaak niet goed, niet te behandelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

welke weg gaan spermacellen

A

testis -> rete testis -> epididymis -> d. efferentes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

welke 2 cellen heb je in het prostaat

A

kubocylindrische luminale cellen; produceren eiwit- en lipidbevattend secreet (PSA)
platte basale cellen; voorlopers van het luminale epitheel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

kenmerken prostaatcarcinoom

A

alleen maar luminale cellen, geen basale kernen
basofilie van het cytoplasma, grote kern en prominente nucleolus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

noem de opeenvolgende stadia nadat de eicel bevrucht is

A

zygote -> morula -> blastula -> blastocyst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly