ZO's week 2 Flashcards

1
Q

factoren die placentapassage geneesmiddel beïnvloeden

A

Lipofiliteit,
ionisatiegraad,
molecuulgewicht (<600 gram/mol passeert de placenta),
eiwitbinding,
membraandikte van de placenta (neemt af tijdens de zwangerschap),
metabolisme van geneesmiddelen in de placenta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Directe teratogene effecten

A

mutageen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

indirecte teratogene effecten

A

bijv. via beïnvloeding van fysiologische en biochemische processen, zoals de doorbloeding van de placenta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wanneer teratogene risico het hoogst

A

tijdens organogenese,
1e trimester, blastocyt vorming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Kan een embryo zich beschermen tegen de gevolgen van een geneesmiddel?

A

Nee;
- (lever)enzymsystemen zijn nog niet optimaal of zelfs afwezig,
-de nieren en hersenen zijn nog onderontwikkeld
-de bloed-hersenbarrière is veel permeabeler

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

veranderingen kinetiek geneesmiddel zwangere vrouw

A

Het verdelingsvolume is veel groter
klaring ook

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Kenmerken foetaal alcohol syndroom

A

-groeivertraging
- specifieke gelaatsmisvormingen
- neurologische en psychomotore afwijkingn
-afwijkingen hart en ledematen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

welke geneesmiddelen invloed op melkproductie

A

melkproductie oiv prolactine
- oestrogenen; stimulatie
- dopamine; remming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Definitie erectiestoornis

A

een blijvend of terugkerend onvermogen om een adequate erectie te krijgen of te handhaven tot aan de voltooiing van de seksueel activiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

arterien erectie

A

arterieel:
a. pudenda interna; aftakking a. cavernosa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

venen erectie

A

venae emisseria en v. dorsalis penis, v. cavrnosa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

zenuwen erectie

A

plexus pelvicus (para, S2-S4), n. hypogastricus (symp, Th10-L2)
n. pudendus (somatisch)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Belangrijkste neurotransmitter erectie

A

stikstofxide (NO)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe werkt een erectie

A
  1. stimulatie n. cavernosa
    2) NO komt vrij uit endotheel corpus cavernosum
    3) vasodilatatie caverneuze arterien en a. helicinae
    4) relaxatie gladde spiercellenom caverneuze ruimten
    5) deze sinussen vullen zich met bloed
    6) Tumescentie penis en intra caverneuze drukverhoging
    7) afdrkken emissaire venen -> verminderde veneuze afvoer
    8) ritmische contracties m. bulbocavernosus en m. ischiocavernosus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

het slap worden van een erectie

A

vasoconstrictie en tonusverhoging van gladde spiercellen van corpus cavernosum

oiv adrenaline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

hoe ontstaan reflexerecties

A

testosteron onafhankelijk
ontstaan via stimulatie penis en afferente impulsen n. pudendus

17
Q

ontbreken ejaculatie bij orgasme door DM

A

neuropathie van sacrale autonome zenuwbanen
-sluiten normaal blaashals tijdens ejaculatie en dat gebeurt dus nu niet
- ejaculaat belandt in blaas

18
Q

erectiestoornis en DM

A
  • neuropathie
  • vasculaire afwijkingen
  • nierfunctiestoornissen
  • medicatie
19
Q

mogelijke oorzaken hevig menstrueel bloedverlies

A

uterus myomatosus,
een endometrium poliep,
of hyperplasie van het endometrium

20
Q

aanvullend onderzoek bij hevig menstrueel bloedverlies

A
  • vaginaal toucher
  • transvaginale echografie
  • bepalen Hb, serum ijzer en indices
  • hysteroscopie
  • watercontrast echografie
21
Q

wat is een myoom en welke soorten zijn er

A

een goedaardige bolvormige woekering van de gladde spier van de baarmoeder

a submuceus: deze liggen onder het slijmvlies (endometrium);

b intramuraal: deze liggen in de wand van de baarmoeder;

c subsereus: deze liggen onder de buitenbekleding (serosa) van de baarmoeder;

d gesteeld: deze liggen los van de baarmoeder maar zijn nog met een steel hieraan verbonden

22
Q

wat is een mola zwangerschap

A

een miskraam waarbij de villi hydropisch zijn gezwollen tot een gezwel van kleine cysten en trofoblast hyperplasie met atypie

23
Q

echobeeld bij mola hydatidosa

A

-afwezigheid van een foetus
- afwisselend echodense
- echolucente gebieden in de uterus

24
Q

welke hormoon wordt er aangemaakt bij mola hydatidosa

A

humaan choriogonadotrofine (hCG)

25
Q

symptomen mola hydatidosa

A
  • vaginaal bloedverlies
  • misselijkheid

-anemie
- hyperthyreoïdie
-buikpijn
-vergrote uterus en ovaria

26
Q

behandeling mola hydatidosa

A

zuigcurettage

27
Q

definitie low risk persisterende trofoblastziekte (GTN)

A

Definitie GTN :

een plateau van het hCG in 4 opeenvolgende wekelijkse metingen gedurende 3 weken,

óf als er een stijging van het hCG is in 3 metingen gedurende 2 opeenvolgende weken.

bovendien dient 1 van de waarden buiten de P95 van de regressiecurve te vallen