Ww | Basiswoordenlijst | Grieks Flashcards
1
Q
ἄγαμαι (agamai)
A
bewonderen
2
Q
ἀκούω (+ gen.) (akouō)
A
luisteren (naar)
3
Q
ἀποκρίνομαι (apokrinomai)
A
antwoorden
4
Q
ἀπόλλυμι (apollumi)
A
vernietigen
5
Q
ἀπόλλυμαι (apollumai)
A
omkomen
6
Q
ἄρχομαι + gen. (archomai)
A
beginnen met
7
Q
βαίνω (bainō)
A
gaan
8
Q
βούλομαι (boulomai)
A
willen
9
Q
γίγνομαι (gignomai)
A
geboren worden, ontstaan, gebeuren
10
Q
δείκνυμι (deiknumi)
A
tonen, laten zien
11
Q
δέχομαι (dechomai)
A
ontvangen
12
Q
διαλέγομαι + dat. (dialegomai)
A
praten met
13
Q
δίδωμι (didōmi)
A
geven
14
Q
δύναμαι (dunamai)
A
kunnen
15
Q
εἰμί (eimi)
A
zijn