Ww | Basiswoordenlijst | Grieks Flashcards
ἄγαμαι (agamai)
bewonderen
ἀκούω (+ gen.) (akouō)
luisteren (naar)
ἀποκρίνομαι (apokrinomai)
antwoorden
ἀπόλλυμι (apollumi)
vernietigen
ἀπόλλυμαι (apollumai)
omkomen
ἄρχομαι + gen. (archomai)
beginnen met
βαίνω (bainō)
gaan
βούλομαι (boulomai)
willen
γίγνομαι (gignomai)
geboren worden, ontstaan, gebeuren
δείκνυμι (deiknumi)
tonen, laten zien
δέχομαι (dechomai)
ontvangen
διαλέγομαι + dat. (dialegomai)
praten met
δίδωμι (didōmi)
geven
δύναμαι (dunamai)
kunnen
εἰμί (eimi)
zijn
ἐπίσταμαι (epistamai)
weten
ἔρχομαι (erchomai)
gaan, komen
ἔχω (echō)
hebben
ἵσταμαι (histamai)
gaan staan
κελεύω (keleuō)
opdragen, bevelen
λαμβάνω (lambanō)
pakken, nemen
λέγω (legō)
zeggen
μέλλω (mellō)
zullen
πάρειμι (pareimi)
aanwezig zijn
παρίσταμαι + dat. (paristamai)
gaan staan bij
πείθω (peithō)
overtuigen
πείθομαι (peithomai)
gehoorzamen
πίμπλημι (pimplēmi)
vullen
φαίνομαι (phainomai)
verschijnen
φέρω (pherō)
dragen
φιλέω (phileō)
houden van
χαίρω (chairō)
blij zijn