Wörterliste A Flashcards
1
Q
Ik beweeg graag
A
Ich bewege mich gern
2
Q
Op het sportveld
A
Auf dem Sportplatz
3
Q
In het zwembad
A
Im Schwimmbad
4
Q
Een eigen paard
A
Ein eigenes pferd
5
Q
In de manege
A
In der Reithalle
6
Q
Vermoeiend, inspannend
A
Anstrengend
7
Q
Vermoeiend, inspannend
A
Anstrengend
8
Q
Teleurgesteld
A
Enttäuscht
9
Q
Langzaam
A
Langsam
10
Q
Snell
A
Schnell
11
Q
Sportief
A
Sportlich
12
Q
Trots op
A
Stolz auf
13
Q
Onbeslist, in een gelijkspel
A
Unentschieden
14
Q
In de vakantie
A
In den Ferien
15
Q
Winnen
A
Gewinnen
16
Q
Hardlopen
A
Laufen
17
Q
Paardrijden
A
Reiten
18
Q
Zwemmen
A
Schwimmen
19
Q
Trainen
A
Trainieren
20
Q
Oefenen
A
Üben