Hoofdstuk 3 Woordenlijst A Flashcards
1
Q
Stom
A
Blöd/ doof
2
Q
Jaloers
A
Eifersüchtig
3
Q
Serieus
A
Ernst
4
Q
Dik
A
Dick
5
Q
Dun
A
Dünn
6
Q
(On)vriendelijk
A
(un)freundlich
7
Q
Vrolijk
A
Fröhlich
8
Q
Geboren op
A
Geboren am
9
Q
Gescheiden
A
Geschieden
10
Q
Gelukkig
A
Glücklich
11
Q
Groot
A
Groß
12
Q
Saai
A
Langweilig
13
Q
Zenuwachtig
A
Nervös
14
Q
Aardig
A
Nett
15
Q
Erg slank
A
Sehr schlank
16
Q
Sympathiek
A
Sympathisch
17
Q
Verdrietig
A
Traurig
18
Q
Getrouwd
A
Verheiratet
19
Q
Als, indien
A
Wenn
20
Q
Tevreden (over)
A
Zufrieden (mit)