Plauderecke B Flashcards
1
Q
Doe jij vaak aan sport?
A
Machst du oft Sport?
2
Q
Hoe lang doe jij dit al?
A
Wie lange machst du das schon?
3
Q
In welke vereniging ben jij?
A
In welchem Verein bist du?
4
Q
Wat vind jij het leukst?
A
Was macht dir am meisten Spaß?
5
Q
Heb je zin om mee te gaan naar een damesvoetbalwedstrijd?
A
Hast du Lust, mit zu einem Damenfußballspiel zu gehen?
6
Q
Wat vind jij de leukste sport?
A
Welchen Sport findest du am besten?
7
Q
Hoe vaak train jij per week?
A
Wie oft trainierst du pro Woche?