Woordjes Tekst A En B Martialis Flashcards

1
Q

Fortis

A

Fortis, forte
Dapper, sterk
Adjectief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Et

A

En, ook
Voegwoord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Certus

A

Certa, certum
Trefzeker, zeker
Adjectief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

ille

A

illa, illud
Die, dat, hij, zij
Voornaamwoord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Ferre

A

Fero
Dragen, brengen
Werkwoord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Atque

A

En
Voegwoord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hic

A

Haec, hoc
Deze, dit, hij, zij, het
Voornaamwoord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Leo

A

Leonis
Leeuw
Substantief
M

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Cum

A

Toen, wanneer
Voegwoord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Fugere

A

Fugio
Vluchten
Werkwoord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

In

A

(+accusatief)
Naar, tegen
Voorzetsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Telum

A

Teli
Wapen
Substantief
O

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Currere

A

Curro
Lopen
Werkwoord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Trahere

A

Traho
Trekken, rekken
Werkwoord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Certamen

A

Certaminis
Wedstrijd
Substantief
M

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Duo

A

Duae, duo
Twee, beide
Telwoord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Pugna

A

Pugnae
Gevecht
Substantief
V

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Diu

A

Lange tijd
Bijwoord

19
Q

Esse

A

Sum
Zijn
Werkwoord

20
Q

Saepe

A

Dikwijls
Bijwoord

21
Q

Gladiator

A

Gladiatoris
Gladiator
Substantief
M

22
Q

Magnus

A

Magna, magnum
Groot
Adjectief

23
Q

Clamor

A

Clamoris
Geroep
Substantief
M

24
Q

Petere

A

Peto
Gaan naar, vragen
Werkwoord

25
Q

Sed

A

Maar
Voegwoord

26
Q

Lex

A

Legis
Wet
Substantief
V

27
Q

Parere

A

Pareo
Gehoorzamen
Werkwoord

28
Q

Ipse

A

Ipsa, ipsum
Zelf
Voornaamwoord

29
Q

Suus

A

Sua, suum
Zijn, haar, hun
Bezittelijk voornaamwoord

30
Q

Debere

A

Debeo
Moeten
Werkwoord

31
Q

Sine

A

(+ablatief)
Zonder
Voorzetsel

32
Q

Unus

A

Una, unum
Één (iemand)
Telwoord

33
Q

Finire

A

Finio
Beëindigen
Werkwoord

34
Q

Modus

A

Modi
Wijze, manier
Substantief
M

35
Q

Is

A

Ea, id
Hij, zij, het, die, dat

36
Q

Virtus

A

Virtutis
De dapperheid/ kwaliteit
Substantief
V

37
Q

Dare

A

Do
Geven
Werkwoord

38
Q

Sub

A

(+ablatief)
Onder, omstreeks
Voorzetsel

39
Q

Nullus

A

Nulla, nullum
Geen enkele
Voornaamwoord

40
Q

Princeps

A

Principis
Keizer, leider
Substantief
M

41
Q

Nisi

A

Behalve, tenzij
Voegwoord

42
Q

Pugnare

A

Pugno
Vechten
Werkwoord

43
Q

Kalendae

A

Kalendarum
Kalenden (1ste dag van een maand)
Substantief
V

44
Q

Pridie

A

De dag ervoor
Bijwoord