Voc. Caput 10, Tekst 2: De Ideale Matrona Flashcards
1
Q
Hospes
A
Hospitis (m)
De gast/ de gastheer/ de vreemdeling
2
Q
Dicere
A
Dico, dixi, dictum
Zeggen, spreken, noemen
3
Q
Paulum
A
Bijwoord
Weinig, een beetje
4
Q
Esse
A
Sum, fui, /
Zijn
5
Q
Ac
A
Voegwoord
En
6
Q
Hic
A
Bijwoord
Hier
7
Q
Haud
A
Bijwoord
Helemaal niet
8
Q
Pulcher
A
Pulchra, pulchrum
Mooi
9
Q
Femina
A
Feminae
Vrouw
10
Q
Parens
A
Parentis (m./v.)
Ouder
11
Q
Is
A
Ea, id
Voornaamwoord
Die, dat, hij, zij, het
12
Q
Suus
A
Sua, suum
Zijn, haar, hun
13
Q
Cor
A
Cordis (o.)
Hart
14
Q
Natus
A
Nati
Zoon
15
Q
Duo
A
Duae, duo
Telwoord
Twee