Voc. Caput 10, Tekst 3: Coriolanus Deel 1 Flashcards
1
Q
Tum
A
Bijwoord
Dan, toen, op dat moment
2
Q
Ad
A
+ acc.
Naar, (tot) bij
3
Q
Mater
A
Matris
Moeder
4
Q
-que
A
Voegwoord
En
5
Q
Uxor
A
Uxoris
Vrouw, echtgenote
6
Q
Is
A
Ea, id
Die, dat, hij, zij, het
7
Q
Persuadere
A
Persuadeo, persuasi, persuasum + dat.(datief?)
Overtuigen
8
Q
Ut
A
+ conj.(conjuctief)
Voegwoord
Opdat, om te , dat, zodat
9
Q
Et
A
Voegwoord
En, ook
10
Q
Magnus
A
Magna, magnum
Groot
11
Q
Natus
A
Natus
Geboorte, leeftijd
12
Q
Mulier
A
Mulieris
Vrouw
13
Q
Duo
A
Duae, duo
Telwoord
Twee
14
Q
Parvus
A
Parva, parvum
Klein
15
Q
Ferre
A
Fero, tuli, latum
Dragen, brengen, vertellen