7.2 Flashcards
1
Q
Animus
A
Animi
De geest, het gemoed, de moed
(De GEMOEDEREN raakten verhit)
2
Q
Medicus
A
Medici
De arts
3
Q
Fera
A
Ferae
Het wilde dier
4
Q
Fuga
A
Fugae
De vlucht
5
Q
Lingua
A
Linguae
De tong, de taal
6
Q
Vulnus
A
Vulneris
De wonde
O
7
Q
Cuncti
A
-ae, -a
Alle
8
Q
Lentus
A
-a, -um
Traag
9
Q
Quietus
A
-a, -um
Rustig
10
Q
Saevus
A
-a, -um
Woest, wreed
11
Q
Movere
A
Moveo
Bewegen, beïnvloeden
12
Q
Accedere
A
Accedo
Naderen
13
Q
Comprehendere
A
Comprehendo
Grijpen
14
Q
Deducere
A
Deduco
Naar beneden brengen, wegbrengen
15
Q
Dimittere
A
Dimitto
Wegzenden, laten gaan