5.6/5.7/voorzetsels

Question 1

audacia

Answer 1

audaciae
De moed

Question 2

constatia

Answer 2

Constatiae
De volharding

Question 3

Silentium

Answer 3

Silentii
De stilte

Question 4

Hiems

Answer 4

Hiem-is,v.
De winter

Question 5

Virtus

Answer 5

Virtut-is, v.
De kwaliteit, de dapperheid

Question 6

Angustus

Answer 6

-a, -um
Smal

Question 7

Tutus

Answer 7

-a, -um
Veilig

Question 8

Cadere

Answer 8

Cado
Vallen

Question 9

Currere

Answer 9

Curro
Lopen

Question 10

Petere

Answer 10

Peto
Gaan naar, vragen

Question 11

Poscere

Answer 11

Posco
Eisen

Question 12

Errare

Answer 12

Erro
Zwerven, zich vergissen

Question 13

Flere

Answer 13

Fleo
Wenen (om)

Question 14

Canere

Answer 14

Cano
Zingen, bezingen

Question 15

Fingere

Answer 15

Fingo
Vormen, verzinnen

Question 16

Fluere

Answer 16

Fluo
Vloeien

Question 17

Ubi?

Answer 17

(Bijwoord)
Waar?

Question 18

Ad

Answer 18

+acc
(Voorzetsel)
Naar, (tot) bij

Question 19

Ante

Answer 19

+acc
(Voorzetsel)
Voor

Question 20

Apud

Answer 20

+acc
(Voorzetsel)
Bij

Question 21

Inter

Answer 21

+acc
(Voorzetsel)
Tussen, tijdens

Question 22

Per

Answer 22

+acc
(Voorzetsel)
Door, gedurende

Question 23

Post

Answer 23

+acc
(Voorzetsel)
Achter, na

Question 24

Praeter

Answer 24

+acc
(Voorzetsel)
Voorbij, behalve

Question 25

Cum

Answer 25

• Voorzetsel
- ablatief
- (samen) met
• Voegwoord
- Wannneer?

Question 26

De

Answer 26

+abl
(Voorzetsel)
Van, over

Question 27

e of ex

Answer 27

+abl
(Voegwoord)
Vanaf, uit

Question 28

Sine

Answer 28

+abl
(Voorzetsel
Zonder

Question 29

Sub

Answer 29

+abl
(Voorzetsel)
Onder, omstreeks

Question 30

In

Answer 30

• +acc: naar, tegen
• +abl: in, op
  (Voorzetsel)