Woordenschat 7 (adjectieven) Flashcards
1
Q
Residentie
A
Residentieel
2
Q
Legende
A
Legendarisch
3
Q
Competentie
A
Competent
4
Q
Futiliteit
A
Futiel
5
Q
Solidariteit
A
Solidair
6
Q
Thema
A
Thematisch
7
Q
Coöperatie
A
Coöperatief
8
Q
Charisma
A
Charismatisch
9
Q
Superioriteit
A
Superieur
10
Q
Fragment
A
Fragmentarisch
11
Q
Rancune
A
Rancuneus
12
Q
Doctrine
A
Doctrinair
13
Q
Proportie
A
Proportioneel
14
Q
Justitie
A
Justitieel
15
Q
Impuls
A
Impulsief
16
Q
Architect
A
Architectonisch
17
Q
Intuïtie
A
Intuïtief
18
Q
Asceet
A
Ascetisch
19
Q
Tendentie
A
Tendentieus
20
Q
Catastrofe
A
Catastrofaal
21
Q
Monument
A
Monumentaal
22
Q
Principe
A
Principieel