Woordenlijst Thema 8 Flashcards

1
Q

de aanleiding

A

Een kapotte rem was de aanleiding voor een bezoek aan de fietsenmaker.

理由

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

aanrijden

  • reed aan
  • heeft/is aangereden
A

De man moet naar het ziekenhuis, omdat hij is aangereden door een auto.

(運転中に)ぶつかる

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

aantrekkelijk

A

Amsterdam is een aantrekkelijke stad. Veel mensen willen er graag wonen en werken.

魅力的

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

de achterstand

A

Ons voetbalteam heeft de wedstrijd verloren met een achterstand van twee punten.

(仕事や進展が)遅れている

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

alleenstaand

A

Yusuf is een alleenstaande man: hij heeft geen partner.

独身

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

bedreigen

  • bedreigde
  • heeft bedreigd
A

Een buurman heeft mij bedreigd. Hij zei: ‘Als je hond nog één keer in mijn tuin poept, dan gooi ik een steen door je ruit.’

脅す

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

zich bemoeien met

  • zich bemoeide met
  • zich heeft bemoeid
A

Mijn moeder bemoeit zich met mijn relatie: ze geeft kritiek op mijn vriend en zegt wat ik wel en niet moet doen.

干渉する

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

betrokken zijn bij

A

Alex is betrokken bij de organisatie van het personeelsfeest; samen met zijn collega’s denkt hij na over leuke activiteiten.

関与する、巻き込まれる

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

de bij

A

Bijen zijn heel belangrijke insecten. Zonder bijen groeit er geen fruit aan de bomen.

ミツバチ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

een bijdrage leveren

A

Bas levert graag een bijdrage aan de voetbalclub van zijn dochter, daarom geeft hij elke zaterdag training.

貢献する

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

bijhouden

  • hield bij
  • heeft bijgehouden
A

Ik houd elke dag bij hoeveel water ik drink. Dan weet ik aan het eind van de dag of ik genoeg heb gedronken.

記録する、歩調を合わせる

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

het blok

A

Het vuur is bijna uit. Thomas gooit er snel nog een blok hout op.

ブロック

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

het bordspel

A

Bij een bordspel liggen er vaak een dobbelsteen en poppetjes op tafel.

ボードゲーム

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

de bumper

A

Ik ben tegen een paaltje gereden met de auto. Er zit nu een deuk in de de bumper aan de voorkant van mijn auto.

バンパー

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

compleet

A

Mijn bestelling is niet compleet: ik heb drie broodjes besteld, maar ik heb er twee gekregen!

完全

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

het compliment

A

Aron kreeg veel complimenten over zijn uitstekende en interessante presentatie.

褒め言葉、賞賛

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

het conflict

A

Aster heeft een conflict met de woningcorporatie. De eigenaar van haar flat weigert om een lekkage te repareren.

対立

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

de criminaliteit

A

Er wordt gezegd dat er in deze buurt veel criminaliteit is, maar ik voel me er heel veilig.

犯罪

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

de diefstal

A

Arons auto is gestolen. Helaas heeft de politie nog niemand aangehouden voor deze diefstal.

盗難

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

de discriminatie

A

Omdat discriminatie volgens de wet verboden is, mag je niemand anders behandelen vanwege zijn geslacht, geloof, huidskleur of handicap.

差別

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

doordat

A

Ik heb vanmiddag twee uur extra vrije tijd, doordat een afspraak naar volgende week is verzet.

なぜなら(原因)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

dringend

A

Onze leidinggevende moet zich goed concentreren, dus stoor haar alleen als je dringende vragen hebt!

緊急の、急ぎの

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

dronken

A

Maaike is dronken, want ze heeft te veel alcohol gedronken.

酔っぱらい

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

in je eentje

A

Ik werk liever in mijn eentje, dan in een team.

ひとり、単独

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

je eigen ding doen

A

Mijn vrienden gaan winkelen in Amsterdam. Ik ga niet met ze mee, want ik ga liever mijn eigen ding doen.

自分のことを(自分で)やる

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

eigenwijs

A

Felix is eigenwijs, hij luistert nooit naar het advies van andere mensen.

頑固

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

enig(e)

A

Ik heb bijna alle ingrediënten voor de taart in huis, het enige dat ontbreekt is de suiker.

唯一

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

er is sprake van

A

Er is sprake van een tekort aan personeel in de ICT.

Hier moet sprake zijn van politieke spelletjes.

(一般的に)〜だと言われている
(het gaat om (iets))

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

de fantasie

A

Hij bedenkt altijd prachtige verhalen, want hij heeft veel fantasie.

ファンタジー

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

gamen

  • gamede
  • heeft gegamed
A

Bij gamen speel je op een computer of een ander apparaat.

ゲームする

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

de gastvrouw/gastheer

A

Het feest is afgelopen. Alex en Sanne bedanken de gastvrouw voor het leuke feest en het lekkere eten.

ホスト/ホステス

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

de gedachte

A

Nahom is somber, hij heeft vaak negatieve gedachten over zichzelf.

考え、気持ち

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

goedmaken

  • maakte goed
  • heeft goedgemaakt
A

Sorry dat ik zo onbeleefd was. Ik wil het graag goedmaken met deze bos bloemen.

ケンカを終わらせる

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

de graffiti

A

Vijf kunstenaars spuiten prachtige graffiti op de muur van een sporthal.

グラフィティ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

hoewel

A

Hua winkelt erg vaak, hoewel hij niet veel geld heeft.

Hoewel we er geen zin in hadden, zijn we toch boodschappen gaan doen.

(相反する状態で)にもかかわらず

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

in de war (zijn)

A

Ik was een beetje in de war. Vanmorgen stapte ik in de trein naar Den Haag in plaats van in de trein naar Groningen!

混乱している

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

in staat zijn om

A

Mijn broer is niet in staat om voor zichzelf te zorgen, want hij heeft een lichamelijke beperking.

ある状態であること

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

inleveren

  • leverde in
  • heeft ingeleverd
A

Als de cursist klaar is, levert hij zijn toets in bij de docent.

提出する

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

intelligent

A

Mijn opa is erg intelligent, hij begrijpt alles heel snel en bedenkt voor ieder probleem een oplossing.

知的、インテリジェント

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

de irritatie

A

De harde muziek van onze buurman leidt tot irritatie bij mij en mijn vrouw: we worden gek van het lawaai.

イライラ、刺激

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

jaloers zijn op

A

Mijn zus heeft veel talent voor tekenen. Maar ik ben niet jaloers op haar, want ik kan goed zingen en dansen.

嫉妬する、羨む

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

de jongere

A

In de zomervakantie worden verschillende activiteiten voor jongeren tussen de 15 en 22 jaar georganiseerd.

10代後半、大学卒業まで

43
Q

kaarten

  • kaartte
  • heeft gekaart
A

Bij kaarten heb je onder andere zessen, negens, boeren en heren.

カードゲームをする

44
Q

de kabel

A

Heb jij een kabeltje om mijn telefoon even op te laden?

ケーブル

45
Q

de kofferbak

A

We gaan lekker op vakantie. Alle koffers staan al in de kofferbak van de auto.

(車の)トランク

46
Q

de kracht

A

Buig je knieën als je een doos optilt. Zo haal je de kracht uit je benen en voorkom je dat je last krijgt van je rug.

パワー

47
Q

het krat

A

Ik kan dit krat met flesjes bier niet optillen, het is veel te zwaar voor mij.

瓶ケース

48
Q

de laadpaal

A

We laden onze elektrische auto op bij een laadpaal.

充電ステーション

49
Q

laten zien (aan)

A

Nina laat haar nieuwe huis aan haar vader zien.

披露する

50
Q

leiden

  • leidde
  • heeft geleid
A

De voorzitter leidt de vergadering, dus hij bepaalt wie er aan het woord is.

リードする、牽引する、先導する

51
Q

de leugen

A

Je moet Nahom niet geloven, hij vertelt alleen maar leugens.

52
Q

de medewerking

A

Ik hoop op de medewerking van buurtbewoners bij de schoonmaakactie, zodat ik het werk niet alleen hoef te doen.

協力

53
Q

de motorkap

A

De monteur maakt de motorkap van mijn auto open om de motor te controleren.

車のエンジン部のフタ?

54
Q

het nest

A

De vogel zit in zijn nest en houdt zijn eieren warm.

55
Q

het netwerk

A

Marisol heeft een groot netwerk van collega’s, vrienden, buren en familie.

ネットワーク

56
Q

het nummerbord

A

De nummerborden van Nederlandse auto’s zijn geel met zwarte letters en cijfers.

ナンバープレート

57
Q

ondersteunen

  • ondersteunde
  • heeft ondersteund
A

De overheid ondersteunt werkloze mensen met geld.

サポートする、支援する

58
Q

het ongedierte

A

We hadden een tijdje last van ongedierte in de keuken. Dus deden we al het eten in kisten met een deksel en gooiden we elke dag het afval in de container.

害虫

59
Q

ontbreken

  • ontbrak
  • heeft ontbroken
A

Yusuf heeft een kast gekocht. Hij kan hem helaas niet in elkaar zetten, want er ontbreken een aantal onderdelen.

(あると思ったものが)なくなる、行方不明になる

60
Q

ontslaan

  • ontsloeg
  • heeft ontslagen
A

Nina is ontslagen. Nu moet ze een nieuwe baan zoeken.

解雇する

61
Q

op jezelf wonen

A

Toen ik net op mezelf woonde, moest ik er wel aan wennen dat ik mijn ouders niet meer dagelijks zag.

ひとり暮らし

62
Q

de opvoeding

A

Het belangrijkste dat ik tijdens de opvoeding heb geleerd van mijn ouders, is dat je altijd respect moet hebben voor anderen.

育成、育て方

63
Q

opzeggen

  • zegde op, zei op
    -heeft opgezegd
A

Ik zeg de kinderopvang op, want mijn ouders gaan op de kinderen passen.

(約束/合意していたことを) 終了する

64
Q

overgaan

  • ging over
  • is overgegaan
A

De dokter zegt dat de pijn na een paar dagen vanzelf overgaat. Ik hoop dat hij gelijk heeft.

(不快なことが)なくなる、やめる、(学校など)進級する

65
Q

overige

A

Het antwoord op de meeste vragen vindt u op onze website. Voor overige vragen kunt u contact opnemen met de klantenservice.

その他の

66
Q

de overlast

A

Het koude weer veroorzaakte overlast op het spoor; door de sneeuw konden de treinen niet rijden.

迷惑

67
Q

overstappen

  • stapte over
  • heeft overgestapt
A

Ik heb lang bij bedrijven gewerkt maar vorig jaar ben ik overgestapt naar de zorg.

乗り換える、転職する

68
Q

de parkeerplaats

A

De parkeerplaats is helemaal vol, we kunnen geen plekje voor onze auto vinden.

駐車スペース

69
Q

pesten

  • pestte
  • heeft gepest
A

Mijn collega’s pesten de nieuwe medewerker, door vervelende dingen over hem te vertellen en hem al hun rommel te laten opruimen.

いじめる、嫌がらせする

70
Q

de pijl

A

Om bij de uitgang te komen, moet je de witte pijlen op de groene borden volgen.

矢印

71
Q

privé

A

We weten niets over het privéleven van de acteur, want hij vertelt nooit iets over zijn familie, zijn partner en zijn kinderen.

プライベート

72
Q

raken

  • raakte
  • is/heeft geraakt
A

Je kunt verslaafd raken aan alcohol, als je regelmatig veel wijn of bier drinkt.

〜になる可能性がある

73
Q

de regeling

A

Olga en Felix hebben een regeling voor de zorg van hun kinderen: ze zijn doordeweeks bij haar, en in het weekend bij hem.

規定

74
Q

de relatie

A

Mijn relatie met Samir is na vijf jaar voorbij, want we passen toch niet zo goed bij elkaar.

交友関係

75
Q

roddelen

  • roddelde
  • heeft geroddeld
A

Ik roddel nooit, want ik vind het niet netjes om over andere mensen te praten.

うわさ話をする

76
Q

rondhangen

  • hing rond
  • heeft rondgehangen
A

Op de parkeerplaats in onze buurt hangen veel jonge mensen rond. Ze roken er een sigaretje of luisteren naar muziek.

ぶらつく

77
Q

de schaduw

A

De zon schijnt al de hele dag en het is veel te warm. Ik wil even in de schaduw van de bomen zitten.

78
Q

schaken

  • schaakte
  • heeft geschaakt
A

Bij schaken heeft elke speler onder andere een koning en twee paarden.

チェスをする

79
Q

de serie

A

Ik kijk op de televisie naar een serie waarin je iedere week ziet hoe het met een zanger en zijn familie gaat.

シリーズ

80
Q

sinds (+ bijzin)

A

Ik heb geen tijd meer voor mezelf, sinds ik kinderen heb gekregen.

Sinds we kinderen hebben, hebben we nauwelijks tijd voor elkaar.

その時から

81
Q

de spanning

A

De spanning bij de muzikant is groot voordat hij gaat optreden, maar tijdens het optreden voelt hij zich helemaal vrij.

緊張

82
Q

het spreekuur

A

Mijn huisarts heeft elke dag spreekuur tot 14.00 uur. Je kunt dan langskomen om je klachten te bespreken.

(予約なしの)診療/相談時間

83
Q

de staat

A

Het winkelcentrum is in slechte staat. Daarom laat de gemeente het volgend jaar renoveren.

状態、ステータス

84
Q

de stam

A

De kat klimt via de stam van de boom omhoog naar een tak.

木の幹

85
Q

de stank

A

Het stinkt ontzettend op straat. We vermoeden dat de stank van de fabriek komt.

悪臭

86
Q

zich storen aan

A

Ik stoor me aan kinderen die veel lawaai maken.

イライラする、悩まされる

87
Q

het tafeltennis

A

Bij tafeltennis moet je een klein, wit balletje naar de overkant slaan.

卓球

88
Q

(een fout) toegeven

  • gaf toe
  • heeft toegegeven
A

Felix zei eerst dat het ongeluk niet zijn schuld was, maar uiteindelijk heeft hij toch toegegeven dat het zijn fout was.

(過ちを)認める

89
Q

toen (+ bijzin)

A

Eva heeft veel werkervaring opgedaan, toen ze in het buitenland stage liep.

〜だった時 (過去)

90
Q

de troep

A

Wat een troep ligt er in je kamer! Ruim je rommel eens op!

乱雑、散らかった

91
Q

uitlenen

  • leende uit
  • heeft uitgeleend
A

De bibliotheek leent alleen boeken uit aan mensen met een abonnement.

貸し出す

92
Q

het unifom

A

In sommige landen mogen kinderen niet hun eigen kleren dragen op school. Ze dragen een uniform.

ユニフォーム

93
Q

van nature

A

Ik ben van nature tamelijk druk, maar ik heb geleerd om toch rustig te blijven.

生まれつき、元来

94
Q

de verlichting

A

In de wintermaanden hangt er extra verlichting in het centrum. Het zorgt voor een gezellige sfeer.

照明

95
Q

zich vermaken

  • zich vermaakte
  • heeft vermaakt
A

Wij vermaken ons in het weekend met leuke spelletjes en films.

楽しませる

96
Q

vernielen

  • vernielde
  • heeft vernield
A

Vannacht is mijn fiets vernield. De lamp is kapot en de wielen zijn ernstig beschadigd.

完全に破壊する

97
Q

verzinnen

  • verzon
  • heeft verzonnen
A

Mijn nieuwe hond heeft nog geen naam, dus ik moet snel een naam verzinnen.

(深く)考える

98
Q

zich voornemen (om)

  • nam zich voor
  • heeft zich voorgenomen
A

Ik neem me voor om vaker naar buiten te gaan, want dat doe ik nu te weinig.

〜しようと決める、決心する

99
Q

wanneer (voorwaarde)

A

De kinderen mogen pas spelen, wanneer ze hun schoolwerk hebben afgerond.

接続詞

100
Q

weghalen

  • haalde weg
  • heeft weggehaald
A

Wil je de bloemen van de tafel weghalen? Als ze blijven staan, kan ik de tv niet zien.

取り除く、退ける

101
Q

zichtbaar

A

De kerk is hoog, dus hij is al vanaf een grote afstand zichtbaar.

見えるもの (visible)

102
Q

zodat

A

We willen om 20 uur thuis zijn, zodat we op tijd zijn om het nieuws te kijken op tv.

Er kwamen nogal wat mensen te laat, zodat we niet op tijd konden vertrekken.

だから(結果)

103
Q

zodra

A

De werknemers gaan direct naar huis, zodra hun dienst in de fabriek voorbij is.

するとすぐに

104
Q

zolang

A

Ik draag een warme trui, zolang het hier binnen zo koud is.

Ik blijf binnen, zolang het regent.

Zolang er leven is, is er hoop.

〜が…の限り