Woordenlijst Thema 6 Flashcards

1
Q

aan het woord zijn / laten

A

Aster blijft maar praten en ze laat niemand anders aan het woord.

誰かが何かを言うのを許可する
(iemand in de gelegenheid stellen iets te zeggen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

het aanbod

A

De supermarkt in mijn buurt heeft een groot aanbod. Er worden veel verschillende producten verkocht.

オファー

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

de achtergrond

A

Weet je iets over de achtergrond van deze leerling? Nee, ik weet alleen dat hij uit een groot gezin komt.

バックグラウンド、経歴、過去

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

afronden

  • rondde af
  • heeft afgerond
A

Ik zit in het laatste jaar van mijn opleiding. Ik verwacht dat ik dit jaar mijn studie afrond.

完了する

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

afslaan

  • sloeg af
  • is/heeft afgeslagen
A

Als je bij de supermarkt rechts afslaat, kom je in mijn straat.

(角を)曲がる

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

de afstand

A

De afstand tussen Amsterdam en Den Haag is ongeveer 60 kilometer.

距離

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

afstuderen

  • studeerde af
  • is afgestudeerd
A

Eva is bijna klaar met haar opleiding: ze studeert in juli af.

卒業する

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

zich afvragen (of)

  • vroeg zich af
  • heeft zich afgevraagd
A

Koen vraagt zich af of hij al naar huis mag.

(jezelf een vraag stellen of uitspreken dat je aan iets twijfelt)

Koenはもう家に帰っていいのかなと思っている。

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

agressief

A

De vrouw werd agressief en begon te slaan en te schoppen.

アグレッシブ、攻撃的

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

alleen maar

A

Ik heb alleen maar een flesje water bij me. Verder heb ik geen eten of drinken meegenomen.

たったこれだけ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

het argument

A

Ze heeft me overtuigd van haar mening, want ze heeft goede argumenten.

議論

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

het asfalt

A

Snelwegen worden gemaakt van asfalt.

アスファルト

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

de atletiek

A

De hardloper neemt deel aan een atletiekwedstrijd.

アスレチック

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

het beeld

A

Zora heeft een open dag bezocht. Daardoor heeft ze een goed beeld van de opleiding en de school.

イメージ、想像

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

begrip hebben voor

A

Ik heb begrip voor de slachtoffers van de inbraak. Ik zou ook boos zijn, als een dief spullen uit mijn huis meenam.

(誰かの気持ちや状況を)理解する

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

beledigen

  • beledigde
  • heeft beledigd
A

Ik heb Nahom beledigd; ik heb gezegd dat zijn vrouw te dik is.

気分を害する、怒らせる

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

beoordelen (op)

  • beoordeelde
  • heeft beoordeeld
A

Mijn collega beoordeelt mensen vaak op hun uiterlijk, maar ik probeer naar iemands karakter te kijken.

判断する

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

bestaan uit

  • bestond uit
  • heeft bestaan uit
A

Het land Indonesië bestaat uit meer dan 17.000 eilanden.

〜で構成される

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

de bestuurder

A

De bestuurder van auto remde te laat en reed tegen een paal.

運転者

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

beweren (dat)

  • beweerde
  • heeft beweerd
A

Sanne beweert dat ze twintig talen spreekt, maar ik geloof haar niet.

(zeggen dat iets zo is, vaak zonder het te kunnen bewijzen)

(証拠もなく)主張する

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

bewust

A

Hij houdt niet van grote scholen, dus heeft hij een bewuste keuze gemaakt voor deze kleine school.

意図的に、意識して

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

zich bezighouden met

  • hield zich bezig met
  • heeft zich beziggehouden met
A

Ik werk als manager in een restaurant. Daar houd ik me onder andere bezig met het werkrooster.

(tijd en aandacht besteden aan iets)
(何かに時間と注意を向ける)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

de bocht

A

De weg gaat hier met een bocht naar links.

カーブ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

de botsing

A

Op dat gevaarlijke kruispunt was een botsing tussen twee auto’s.

衝突

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

buiten de deur eten

A

Eten we vanavond thuis of zullen we buiten de deur eten?

外食する

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

de categorie

A

Er zijn twee categorieën letters: klinkers en medeklinkers.

カテゴリー

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

checken

  • checkte
  • heeft gecheckt
A

Ik check regelmatig het saldo op mijn bankrekening, zodat ik weet hoeveel geld ik nog kan besteden.

チェックする

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

het detail /deetai/

A

De kunstenaar besteedt veel aandacht aan de details in haar schilderijen. Zelfs de kleinste dingen heeft ze prachtig geschilderd.

ディテール、詳細

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

discussiëren (over)

  • discussieerde
  • heeft gediscussieerd
A

De medewerkers discussiëren over de nieuwe veiligheidsmaatregelen. Ze zijn het niet met elkaar eens.

話し合う、ディスカッションする

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

divers(e)

A

De bakker verkoopt diverse soorten brood zoals wit brood, bruin brood en meergranenbrood.

多種多様

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

doordeweeks

A

Doordeweeks zit ik op kantoor, maar in het weekend ga ik altijd op reis.

平日

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

de emotie

A

Een psycholoog helpt je omgaan met emoties, zoals boosheid en angst.

感情

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

ervaring opdoen

A

Bij zijn eerste baan als hovenier heeft Samir veel ervaring opgedaan met het aanleggen van vijvers.

経験を積む

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

favoriet

A

Ik houd erg van Italiaans ijs. Citroen is mijn favoriete smaak.

お気に入り

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

het feit

A

Er wonen meer dan zeventien miljoen mensen in Nederland. Dat is een feit.

真実

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

de gastvrijheid

A

We danken jullie voor jullie gastvrijheid. We komen graag bij jullie langs en voelen ons altijd welkom.

おもてなし

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

gedeeltelijk

A

Jing heeft het formulier gedeeltelijk ingevuld. Ze heeft nog niks ingevuld bij adres en telefoonnummer.

部分的に、一部

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

de gelegenheid

A

Sanne gaat morgen naar de bruiloft van haar broer en heeft een mooie jurk gekocht voor deze speciale gelegenheid.

特別な機会

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

het gerecht

A

Voor de feestmaaltijd maken we allemaal een gerecht klaar.

料理、一皿

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

handmatig

A

Door een machinestoring moeten de werknemers de pakketten handmatig sorteren.

手作業で、手動で

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

het hebben over

A

We hebben het de hele avond al over het klimaat. Nu is het tijd voor een ander onderwerp.

(何かについて)話す

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

hopelijk

A

Ik ga de hele dag wandelen, dus hopelijk gaat het niet regenen.

願わくば

43
Q

in feite

A

Ik lees wel eens een nieuwsbericht over Mexico, maar in feite weet ik heel weinig over dit land.

実際には

44
Q

in het algemeen

A

Eva is in het algemeen een gezonde vrouw. Maar ze wordt wel snel verkouden.

一般的に、ほとんどの場合

45
Q

in tegenstelling tot (i.t.t.)

A

In tegenstelling tot vroeger is de temperatuur in de zomer tegenwoordig heel hoog.

〜とは(はっきりと)対照的に

46
Q

indelen

  • deelde in
  • heeft ingedeeld
A

De arbeidsmarkt kun je indelen in verschillende sectoren.

分類する

47
Q

inhalen

  • haalde in
  • heeft ingehaald
A

Mijn vader fietst altijd heel snel, hij haalt de hele tijd andere fietsers in.

追い越す

48
Q

de installatie

A

Dit is de cv-ketel. Deze installatie maakt het water warm voor de douche en voor de verwarming.

(特定の目的のための)機器

49
Q

de instelling

A

Er zijn hier twee instellingen voor oude mensen: een verpleeg- en een verzorgingshuis.

非営利団体、機関

50
Q

internationaal

A

Jing vult een vragenlijst in. Ze doet mee aan een internationaal onderzoek onder jongeren uit meer dan dertig landen.

インターナショナル、国際的

51
Q

het inzicht

A

De accountant heeft inzicht in de financiële situatie van het bedrijf.

洞察

52
Q

de kampioen

A

Iedereen was blij toen het Nederlandse schaatsteam won en Europees kampioen werd.

チャンピオン

53
Q

het kenmerk

A

Deze soort vogel heeft twee duidelijke kenmerken: hij is heel klein en helemaal blauw.

特徴

54
Q

komend

A

Carlos gaat niet deze week maar komende week op vakantie.

来(週、月)

55
Q

de kruising

A

Bij deze drukke kruising gebeuren vaak ongelukken.

交差点

56
Q

laden en lossen

A

De vrachtwagenchauffeur stopt op een veilige plek, als hij spullen moet laden en lossen.

荷降ろし

57
Q

leerzaam

A

Ik heb een boek gelezen over de geschiedenis van Rotterdam. Het was heel leerzaam.

勉強になる

58
Q

de mentor

A

Als je op school problemen hebt, kun je met je mentor praten.

メンター

59
Q

met andere woorden (m.a.w.)

A

Ziekenhuizen hebben een tekort aan personeel. Met andere woorden: er zijn te weinig verpleegkundigen.

言い換えると

60
Q

met behulp van (m.b.v.)

A

Met behulp van gereedschap repareert de fietsenmaker de fiets.

〜を使用して

61
Q

monteren

  • monteerde
  • heeft gemonteerd
A

Aron koopt onderdelen voor een fiets en monteert zelf de fiets in zijn tuin.

組み立てる、修理する

62
Q

na verloop van tijd

A

Ik werk in de zorg. In het begin moest ik erg wennen aan de onregelmatige werktijden, maar na verloop van tijd ging het beter.

時間の経過とともに

63
Q

naakt

A

Ieder mens wordt naakt geboren.

64
Q

ontwerpen

  • ontwierp
  • heeft ontworpen
A

Lisa ontwerpt kleding. Ze heeft heel veel mooie ideeën.

設計する、デザインする

65
Q

opeens

A

Ik word opeens duizelig; ik heb te weinig gegeten vanochtend.

突然

66
Q

de order

A

De logistiek manager bekijkt de orders van de klanten en zoekt dan de producten in het magazijn.

注文

67
Q

het orkest

A

Hij is muzikant en speelt fluit in een groot orkest.

オーケストラ

68
Q

de presentatie

A

Mijn leidinggevende geeft een presentatie over de nieuwe producten van ons bedrijf.

プレゼンテーション

69
Q

het proces

A

Ik dacht dat het makkelijk was om een boek te schrijven, maar het blijkt een lang en ingewikkeld proces.

プロセス、手順

70
Q

de rotonde

A

Het voordeel van een rotonde is dat je niet hoeft te wachten voor een stoplicht.

環状交差点

71
Q

de samenleving

A

In de Nederlandse samenleving wonen mensen uit allerlei culturen.

社会

72
Q

de snelheid

A

Tim rijdt met een snelheid van 25 kilometer per uur op zijn elektrische fiets.

速度

73
Q

sowieso

A

Ik moet werken morgen maar ik kom sowieso even langs voor je verjaardag, dat beloof ik.

(in ieder geval)

とりあえず

74
Q

de sticker

A

De kledingwinkel plakt een medewerker een sticker met ‘35% korting’ op een trui.

シール、ステッカー

75
Q

tamelijk

A

Mijn vader spreek slecht Frans, ik spreek tamelijk goed Frans en mijn moeder spreekt heel goed Frans.

ある程度

76
Q

tegenkomen

  • kwam tegen
  • is tegengekomen
A

Gisteren kwam ik een collega tegen in de supermarkt en we maakten even een praatje.

出くわす、ばったり会う

77
Q

terechtkomen

  • kwam terecht
  • is terechtgekomen
A

Tijdens het spelen is de voetbal in de vijver terechtgekomen.

結局、〜の末にそうなる

78
Q

de traditie

A

Wij hebben de traditie om met een verjaardag appeltaart te eten.

伝統

79
Q

de trommel

A

Het ritme van de muziek wordt bepaald door de trommel.

ドラム

80
Q

de tunnel

A

In een bergachtig gebied kun je vaak via tunnels door de bergen heen rijden.

トンネル

81
Q

het type

A

We hebben een modern type stofzuiger gekocht, een zonder draad.

タイプ

82
Q

typisch

A

Bloemen en fietsen zijn typisch Nederlands.

典型的な

83
Q

uit elkaar halen

A

Marisol gaat verhuizen. Ze haalt de kast uit elkaar en pakt alle onderdelen apart in.

分解する

84
Q

uitgezonderd

A

Deze bakker is alle dagen geopend, uitgezonderd officiële feestdagen.

〜を除いて

85
Q

uitproberen

  • probeerde uit
  • heeft uitgeprobeerd
A

Yusuf probeert een paar auto’s uit, voordat hij een nieuwe auto koopt.

試用する

86
Q

uitsluitend

A

Heeft Aron geen slechte eigenschappen of zo? Ik hoor uitsluitend goede dingen over hem.

〜のみ

87
Q

uitsteken

  • stak uit
  • heeft uitgestoken
A

Je moet je hand uitsteken op de fiets voordat je naar links of rechts gaat.

突き出す、差し出す

88
Q

het vak

A

Mijn vak is eigenlijk metselen, maar ik werk al tien jaar als groenmedewerker.

職業、分野

89
Q

van plan zijn

A

Ali is van plan om binnenkort de badkamer op te knappen.

(何かを)するつもり

90
Q

vanwege

A

Vanwege zijn rugklachten kan hij niet meer als stukadoor werken.

(door)

〜のため、〜だから

91
Q

vegetarisch

A

Tom eet geen vlees, daarom kiest hij een vegetarische maaltijd.

ベジタリアン

92
Q

veroorzaken

  • veroorzaakte
  • heeft veroorzaakt
A

De storm veroorzaakte veel schade aan huizen en auto’s.

〜の原因になる

93
Q

het vervolg

A

De regisseur maakt een vervolg op zijn eerste film, omdat hij veel positieve reacties kreeg.

続編

94
Q

vlakbij

A

Ik woon vlak bij het station. Dat is heel makkelijk.

近くに

95
Q

het volk

A

Het Nederlandse volk viert op 27 april Koningsdag.

民衆、一般市民

96
Q

de voorkeur

A

Wil je patat of pizza? Ik heb een voorkeur voor pizza.

〜のほうが好み

97
Q

de voorlichting

A

Bij de voorlichting krijgt Aster informatie over haar nieuwe studie.

教育

98
Q

de voorraad

A

In de winkel is dit product bijna op maar we hebben gelukkig nog genoeg voorraad in het magazijn.

在庫

99
Q

de voorrang

A

Als je in het verkeer van rechts komt, heb je meestal voorrang.

優先

100
Q

de waarheid

A

Bas is een betrouwbaar persoon, hij vertelt altijd de waarheid.

真実、偽りなし

101
Q

de werkgelegenheid

A

Er is veel werkgelegenheid voor leraren op middelbare scholen, dus je vindt snel een baan.

雇用機会

102
Q

zakelijk

A

De directeuren bespreken altijd eerst wat persoonlijke dingen, daarna gaan ze verder met de zakelijke onderwerpen zoals financiën en personeel.

業務、社用

103
Q

de zanger

A

De zanger zingt al meer dan tien jaar in deze band.

歌手、シンガー