Woordenlijst Thema 1 Flashcards
aan de slag gaan
We stoppen met praten en gaan aan de slag.
仕事にかかる
aanraken
- raakte aan
- heeft aangeraakt
Je moet een hete pan niet aanraken.
触る
de accountant
Olga is accountant. Zij controleert rekening van dit bedrijf.
会計士
de acteur
Noor is acteur. Zij speelt in een film.
俳優
de administratie
Wil jij mijn administratie doen? Ik begrijp brieven en rekening niet.
管理、運営
de adviseur
Ali is adviseur. Hij geeft mensen advies.
アドバイザー
de angst
Ik heb een sociale angst. Ik ben bang dat anderen me raar vinden.
恐れ
het avontuur
In de zomer slaap ik graag buiten. Ik vind dat echt een avontuur.
アドベンチャー
de band
Jan speelt gitaar in een band.
バンド
beleefd
Je moet beleefd zijn tegen oude mensen.
丁寧、礼儀正しい
de beslissing (nemen)
Ik neem een grote beslissing: ik ga een winkel beginnen.
決断する
betrouwbaar
Luister niet naar die man, Hij is niet betrouwbaar.
信用できる
boren
- boorde
- heeft geboord
Laila boort een gat.
(ドリルで)穴をあける
breien
- breide
- heeft gebreid
Marisol breit een muts.
編む
de coach
Mijn coach heeft me geholpen om werk te zoeken.
コーチ
contact opnemen met iemand
Een klant heeft gebeld. Kun je contact met hem opnemen?
(zorgen dat je met iemand kunt praten)
(誰かと話せるか確認するとき)
deelnemen aan
- nam deel aan
- heeft deelgenomen aan
Ik wil graag deelnemen aan een kookwedstrijd.
参加する
depressief
Els is depressief. Ze heeft nergens zin in en ligt de hele dag op bed.
鬱
direct
De jongen is direct. Hij zegt alles wat hij denkt.
ダイレクト、直接的
het doel
Jan spaart veel. Het doel is een ander hui kopen.
ゴール、目標
dromen (van)
- droomde
- heeft gedroomd
Ik droom van een baan in het buitenland.
夢見る
eenzaam
Ik heb geen familie en vrienden. Ik voel me eenzaam.
寂しさ
de eigenschap
Ik ben niet altijd netjes. Dat is een slechte eigenschap van mij.
特徴
enthousiast
Sanne is een heel enthousiaste vrouw. Ze vindt veel dingen leuk.
熱狂的
fluiten
- floot
- heeft gefloten
Onder de douche fluit ik vaak een liedjes.
口笛を吹く
gastvrij
Wij zijn heel gastvrij. Iedereen is welkom.
おもてなし
het gedrag
Dat kind lacht nooit. Ik maak me zorgen over zijn gedrag.
行動、振る舞い
het gereedschap
Heb jij het gereedschap om een schilderij op te hangen?
ツール、道具
de gevangenis
Krijgen mensen in de gevangenis alleen water en brood?
刑務所
vluchten
- vluchtte
- is gevlucht
De vrouw is gevlucht uit haar land omdat er oorlog is.
逃げる
gewoonte
Een van mijn gewoonte is om elke dag met koffie te beginnen.
癖、習慣
graven
- groef
- heeft gegraven
Julan graaft een gat.
掘る
hardlopen
- liep hard
- heeft hardgelopen
Ik loop twee keer per week hard in het bos.
走る
heimwee hebben/krijgen
Ik heb heimwee. Ik wil terug naar mijn land.
ホームシック
ideaal
Ik woon dicht bij het bus- en treinstation. Ideaal!
理想
(iets) halen
- haalde
- heeft gehaald
Ik heb mijn rijbewijs in één keer gehaald.
取る、取得する
in dienst
Alex is tien jaar in dienst bij zijn baas.
雇用される
in verband met (i.v.m.)
I.v.m. het slechte weer mag je eerder naar huis.
〜のため、〜に関連して
het (muziek) instrument
Ik vind de piano een prachtig muziekinstrument.
楽器
het interview
In de krant staat een interview met de koning.
インタビュー
de journalist
Maria is journalist. Zij praat met mensen en schrijft teksten.
ジャーナリスト
het karakter
Koen heeft hetzelfde karakter als ik. We zijn allebei heel rustig.
特徴、性格
klaarmaken
- maakte klaar
- heeft klaargemaakt
Mijn oma maakt in de keuken iets lekkers klaar.
準備する
het kledingstuk
Je mag maximaal drie kledingstukken in de paskamer passen.
衣服
knutselen
- knutselde
- heeft geknutseld
Nina knutselt met papier.
工作する
de kunstenaar
Julan is kunstenaar. Hij maakt kunst.
アーティスト
het landschap
In het Nederlandse landschap zie je veel water.
風景
lievelings-
Pizza is mijn lievelingseten.
最愛の
lijmen
- lijmde
- heeft gelijmd
Carlos lijmt een klein vliegtuig.
糊付けする
(het gras) maaien
- maaide
- heeft gemaaid
Karlijn maait het gras.
草刈りする
de machinist
Zora is machinist. Zij rijdt met een trein.
運転士
de manager
Jasmin is manager. Zij zorgt dat de werknemers hun werk goed doen.
マネージャー
het metaal
Is je bril van plastic of van metaal?
金属
het milieu
Mijn buurman denkt aan het milieu; hij rijdt geen auto.
自然環境
naaien
- naaide
- heeft genaaid
De vrouw naait een jurk voor haar dochter.
縫う
(een afspraak) nakomen
- kwam na
- is nagekomen
De werknemer komt niet op tijd. Hij komt de afspraak niet na.
約束を守る
nieuwsgierig
Wat heb je gekocht? Ik ben erg nieuwsgierig.
興味がある、好奇心旺盛
onafhankelijk
Mijn nicht wil geen gezin. Ze wil onafhankelijk blijven.
独立している
ondanks
Ondanks de regen en de kou ga ik wandelen.
〜にも関わらず
onder leiding van (o.l.v.)
Er is morgen een vergadering o.l.v. de burgmeester.
…主導のもと
onderdeel
Werk is een onderdeel van het leven.
部分、部品
ontstaan
- ontstond
- is ontstaan
De aarde is heel lang geleden ontstaan.
存在する
openbaar
De koning heeft zijn vrouw in het openbaar bedankt voor haar hulp.
公衆
openstaan voor
- stond open voor
- heeft opengestaan voor
De baas staat niet open voor de ideeën van zijn werknemers.
※アイディアや計画に対し寛大であること
opgeven
- gaf op
- heeft opgegeven
De hardloper is heel moe maar hij geeft niet op. Hij wil winnen.
あきらめる
opgroeien
- groeide op
- is opgegroeid
Ik ben opgegroeid met alleen maar jongens; ik had vijf broers.
成長する
oprapen
- raapte op
- heeft opgeraapt
Mijn pen valt op de grond. Ik raap hem op.
拾い上げる
plukken
- plukte
- heeft geplukt
Samir plukt fruit.
摘む
populair
Zijn baarden nog steeds populair?
ポピュラー
de programmeur
Daan is programmeur. Hij ontwikkelt computerprogramma’s.
プログラマー
het recht
Elk kind heeft in Nederland het recht om naar school te gaan.
権利
de regisseur
Lisa is regisseur. Zij maakt films.
監督
een rol spelen
Voor een nieuwe baan speelt ervaring een belangrijk rol.
役割を果たす
de rommel
Wil je je rommel opruimen alsjeblieft?
ごちゃごちゃした、散らかったさま、混乱
de ruimte
De badkamer is klein. Er is geen ruimte voor een ligbad.
スペース
zich schamen (voor)
- schaamde zich
- heeft zich geschaamd
Ik schaam me voor de fouten die ik maak.
恥じている
snoeien
- snoeide
- heeft gesnoeid
Je moet je planten goed snoeien. Dan groeien ze beter.
剪定する
somber
In de winter met die donkere dagen voel ik me vaak somber.
憂鬱
spontaan
Mijn zoon is erg spontaan. Hij praat makkelijk over zichzelf.
自発的
stabiel
Het weer blijft de komende week stabiel: warm zomerweer.
安定している
stap voor stap
De kinderen leren stap voor stap koken.
(langzaam en geleidelijk)
het talent
Het buurmeisje kan heel goed voetballen. Zij heeft talent.
才能
de test
Mijn oma heeft problemen met zien. Ze moet een oogtest doen.
timmeren
- timmerde
- heeft getimmerd
Nahom timmert een kast.
大工仕事をする
toegeven (aan)
Als mijn partner iets wil, geef ik makkelijk toe.
譲歩する
de uitdaging
Een nieuwe leven beginnen in een ander land is een uitdaging.
チャレンジ、挑戦
uiteindelijk
Ahmet is in Turkije geboren, heeft een tijdje in Spanje gewoond en is uiteindelijk naar Nederland verhuisd.
最終的に
verbeteren
- verbeterde
- heeft verbeterd
Nahom heeft de fouten in zij toets verbeterd.
改善する
versieren
- versierde
- heeft versierd
Tim versiert een taart.
飾り付ける
vertrouwen
- vertrouwde
- heeft vertrouwd
Je mag dit tegen niemand zeggen. Kan ik je vertrouwen?
信用する
verzorgingshuis
Mijn oma kan niet meer lopen en woont nu in een verzorgingshuis.
介護ホーム
het wapen
Ik ben bang voor de dief want hij heeft een wapen in zijn handen.
武器
weer
Gisteren was ik ziek. Vandaag ben ik weer naar school geweest.
再び
weigeren
- weigerde
- heeft geweigerd
Als jij me iets vraagt, kan ik het je nooit weigeren.
拒否する
de woestijn
In de woestijn is het heel warm, maar er is geen water,
砂漠
zaaien
- zaaide
- heeft gezaaid
Koen zaait zaadjes.
種を蒔く
zagen
- zaagde
- heeft gezaagd
Noor zaagt een plank.
のこぎりで切る