Woordenlijst Thema 5 - Vervoer Flashcards

1
Q

acceptabel

A

als je iets goedkeurt
許容する

antoniemen: onacceptabel, onaanvaardbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

afschrikken

  • schrikte af
  • hebben afgeschrikt
A

1) (iemand) bang maken om iets te doen
怖がらせる

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

afwachten

  • wachtte af
  • hebben afgewacht
A

op iets wachten of wachten tot iets gebeurt
待つ

antoniem: actie ondernemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

als gevolg van

A

〜の結果

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

belemmeren

  • belemmerde
  • hebben belemmerd
A

ervoor zorgen dat iets niet kan gebeuren of dat iemand iets niet kan doen
妨害する、遮る

antoniem: bevorderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

concluderen

  • concludeerde
  • hebben geconcludeerd
A

(iets) besluiten na onderzoek of goed nadenken
結論づける

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

doordeweeks

A

op een werkdag
平日

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

doorgaans

A

gewoonlijk
通常

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

effectief

A

met de bedoelde, gunstige uitwerking
効果的

antoniem: niet doeltreffend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

genoeg hebben van

A

iets (helemaal) niet meer willen
うんざりする

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

gezamenlijk

A

met of door alle betrokkenen
共同の

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Het scheelt niet veel.

A

geen grote verschillen
大した違いはない

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

de invalide

A

iemand die door een gebrek beperkt is in het gebruik van zijn of haar lichaam
障害がある

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

mislopen

  • liep mis
  • hebben misgelopen
A

niet gaan zoals bedoeld of gewenst
思ったようにいかない

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

ontwijken

  • ontweek
  • hebben ontweken
A

1) van richting veranderen om niet tegen iets aan te botsen
(なにかに当たらないように)避ける、かわす

2) voorkomen dat je last van iets of iemand hebt
(煩わしさを)避ける

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

sporadisch

A

als iets bijna nooit voorkomen
時々、散発的

antoniem: veel voorkomend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

de struik

A

grote plant met dunne takken
低木

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

de toename

A

het toenemen
増加

antoniem: vermindering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

besparen

  • bespaarde
  • hebben bespaard
A

minder uitgeven of verbruiken
節約する

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

de binnenstad

A

binnenste deel van een stad
(市の)中心部

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

de boel

A

1) alles wat in huis is

2) rommelige dingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

stilstaan

  • stond stil
  • hebben stilgestaan
A

niet (meer) voorgaan
続けない、静止する

‘Ik heb een uur stilgestaan in de file.’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

terugdringen

  • drong terug
  • hebben teruggedrongen
A

verminderen in aantal of hoeveelheid
減らす

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

uitstoten

  • stootte uit
  • hebben uitgestoten
A

1) naar buiten brengen of afgeven
排出する、放出する

2) (iemand) uit je omgeving wegjagen
追放する

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

verderop

A

op een verder gelegen plaats
離れた場所で

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

verdubbelen

  • verdubbelde
  • hebben verdubbeld
A

twee keer zo veel of zo groot maken
2倍にする

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

de vervuiling

A

het steeds vuiler worden
汚染

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

aankondigen

  • kondigde aan
  • hebben aangekondigd
A

bekendmaken
発表する

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

de aantekening

A

1) korte tekst
注釈

2) extra bevoegdheid bij een diploma
追加の資格

30
Q

de fout in gaan

A

het verkeerd doen
やり方が間違っている

31
Q

de deelname

A

keer dat je meedoet of meewerkt
参加

32
Q

frauderen

  • fraudeerde
  • hebben gefraudeerd
A

fraude plegen
詐欺を犯す

synoniem: sjoemelen

33
Q

het gehalte

A

1) hoeveelheid van iets in een mengsel
混合物内の内容量
‘het gehalte zout in zeewater’ 海水中の塩分
‘vetgehalte’ 脂肪分

2) kwaliteit, waarde
品質
synoniem: kaliber

34
Q

in het spel zijn

A

als factor aanwezig zijn
要因がある場合

‘Bij veel ongelukken is alcohol in het spel.’

35
Q

de mededeling

A

wat bekend wordt gemaakt
発表、開示

synoniem: bekendmaking

36
Q

ongeldig

A

niet geldig
無効

antoniem: geldig

37
Q

opleggen

  • legde op
  • hebben opgelegd
A

(iemand) dwingen tot
(誰かに)強制する、課す
‘ een boete opleggen’ 罰金を課す

38
Q

de overtreder

A

1) iemand die de grenzen door de wet gesteld over gaat
2) iemand die de spelregels van een spel tijdens het spelen van het spel niet volgt
(法律/ルール)違反者

39
Q

de producent

A

iemand die bedrijf dat iets maakt of voortbrengt
生産者/社

40
Q

de sanctie

A

strafmaatregel
制裁

‘Het is wel verboden, maat er zijn geen sancties als je het toch doet.’

41
Q

de verlenging

A

keer dat je verlengt
延長

42
Q

het voertuig

A

auto of ander vervoermiddel dat rijdt
車両、乗り物

43
Q

aan je laars lappen

A

je niet storen aan (iets), je er niets van aantrekken
気にもとめない、無視する
‘een advies aan je laars lappen’ アドバイスを無視する

synoniem: niets doen met

44
Q

het is zover

A

als het juiste moment aangebroken is
時間が来た
‘Het is zover, we kunnen beginnen’ 時間が来た、はじめよう

45
Q

op de schop gaan

A

grondig veranderd worden
徹底的に変更される
‘Het kopen van treinkaartjes gaat binnenkort helemaal op de schop’ 鉄道の切符の購入は間もなく完全に見直されるだろう。

46
Q

rubber

A

gemaakt van rubber
ゴム

47
Q

tegenwerken

  • werkte tegen
  • hebben tegengewerkt
A

ervoor zorgen dat iemand niet kan doen wat hij of zij wil
反対する

antoniem: meewerken
synoniemen: dwarsbomen, dwarsliggen

48
Q

vooralsnog

A

nu en voor onbepaalde tijd
当分の間
‘Hij blijft vooralsnog in de partij’ 彼は当分の間党に残るだろう。

synoniem: voorlopig

49
Q

de wanorde

A

gebrek aan orde
秩序の欠如、混乱

antoniem: orde
synoniem: chaos

50
Q

wel degelijk

A

weker wel, ook al dacht je dat niet
あなたが思いもしなくても

‘Angst voor computer bestaat wel degelijk.’
コンピュータに対する恐怖は、確かに存在する。

51
Q

de afhandeling

A

de manier waarop iets wordt geregeld tot het af is
取り扱い

52
Q

afremmen

  • remde af
  • hebben afgeremd
A

minder snel laten gaan
減速する

antoniem: versnellen

53
Q

de afrit

A

weg waarmee je van een hoofdweg af geet
幹線道路からの出口

54
Q

een bijdrage leveren

A

wat je doet of geeft om iets te laten lukken
貢献する
‘ een bijdrage leveren aan een project’

55
Q

de dode hoek

A

gedeelte van de weg dat je niet kunt zien in je autospiegels
(車のミラーで見えない)死角

56
Q

de doorstroming

A

het doorstromen
流れ

57
Q

gezonde verstand

A

常識

58
Q

de infrastructuur

A

verbindingen die mensen in een bepaald gebied gebruiken
インフラ

59
Q

invoegen

  • voegde in
  • hebben ingevoegd
A

1) met voertuig tussen het verkeer op een andere rijstrook gaan rijden
(道路で)合流する
‘je moet invoegen als je snelweg oprijdt’ 高速道路に入ったら合流しなければならない
antoniem: uitvoegen

2) (iets) russen andere dingen plaatsen
(間に)挿入する
synoniemen: tussenvoegen, inpassen

60
Q

nodeloos

A

zonder dat het moet
不要
synoniem: onnodig

61
Q

openstellen

  • stelde open
  • hebben opengesteld
A

toegankelijk maken, openen voor anderen
開放する
synoniem: openzetten

62
Q

de overhand

A

de overhand krijgen
優位に立つ

63
Q

passeren

  • passeerde
  • hebben gepasseerd
A

voorbijgaan
通り過ぎる

64
Q

richting aangeven

A

方向を示す

65
Q

de rotonde

A

cirkelvormig verkeersplein waar wegen elkaar kruisen
ロータリー
synoniem: rondpunt

66
Q

de spits

A

erg drukke tijd in het verkeer
ラッシュアワー

67
Q

de tussenkomst

A

het je ergens mee bemoeien
介入する
‘door jouw tussenkomst hebben ze zich met elkaar verzoend’ あなたの介入で彼らは和解した

68
Q

uitwisselen

  • wisselde uit
  • hebben uitgewisseld
A

het ene ruilen voor het andere
交換する

69
Q

voor ogen houden

A

aan een doel denken
念頭に置く、肝に銘じる

70
Q
A