werkwoordtijden: werkwoorden op -er Flashcards
hoe vorm je conditionnel présent?
infinitief + ais, ais, ait, ions, iez, aient
conditionnel present in nederlands
ik zou…
hoe vorm je indecatif present?
stam + e, es, e, ons, ez, ent
vertaling: je parle (indecatief present)
ik praat
hoe vorm je futur simple?
infinitief + ai, as, a, ons, ez, ont
vertaling: je parlerai (futur simple)
ik zal praten
hoe vorm je imperatif?
parle! (1 persoon)
parlons! (laten we)
parlez! (meerdere personen)
wat is imperatif?
bevelende vorm
hoe vorm je passé récent?
venir + de + infinitif
vertaling: je viens de parler (passé recent)
ik heb zonet gepraat
hoe vorm je imparfait?
nous-vorm - ons + ais, ais, ait, ions, iez, aient
vertaling: je parlais (imparfait)
ik praatte
hoe vorm je futur proche?
aller + infinitif
vertaling: je vais parler
ik ga praten
hoe vorm je plus-que-parfait?
auxiliaire (avoir / être ) in conditionnel présent + pa pa