Piste 1 Code 1: L'accord du participe passé Flashcards
1
Q
verbes normeaux: auxiliare être (maison)
A
aanpassen aan sujet
2
Q
verbes normeaux: auxiliare avoir
A
enkel als COD ervoor staat aanpassen
3
Q
quand il n’y a pas un auxiliare?
A
als participe passé een bijvoegelijk naamwoord is
3
Q
quand il n’y a pas un auxiliare?
A
als participe passé een bijvoegelijk naamwoord is
4
Q
stap 1 verbes pronominaux
A
is er een COD?
5
Q
wat als er een cod is?
A
- voor = aanpassen
- na = niks
6
Q
stap 2 verbes pronominaux
A
als er geen COD is -> COI
7
Q
COI
A
à qui/pour qui?
8
Q
wat als er een COI is?
A
ja -> niks
nee -> aanpassen