werkwoordenlijst ned - fra deel 2 Flashcards
eindigen
Finir
Vervullen, totstandbrengen
Accomplir
verzwakken
Affaiblir
handelen
agir
gaan over
S’agir de
Toejuichen, applaus geven
Applaudir
Verwittigen
Avertir
Bouwen
Bâtir
kiezen
Choisir (qqch)
Bepalen, definiëren
Définir
(zich) vestigen, opmaken
(s’) établir
Groeien
Grandir
Verzwaren
Grossir
Investeren
Investir
Vermageren
Maigrir
Vermageren
Maigrir
Bleek worden
Pâlir
Straffen
Punir
Verjongen
Rajeunir
Nadenken
Réfléchir
afkoelen
Refroidir
(in)vullen
Remplir
Slagen, lukken
Réussir
Braden
Rôtir
Rood worden, blozen
Rougir
Vuil maken
Salir
verouderen
Vieillir
Vertrekken, (opnieuw vertrekken)
(re)partir
Slapen
Dormir
Liegen
Mentir
Berouw hebben (over)
Se repentir (de)
Berouw hebben (over)
Se repentir (de)
(be)dienen
Servir
Ruiken, voelen (zich voelen)
(se) sentir
Zich bedienen, (gebruik maken van)
Se servir (de)
Buitengaan, uitgaan, (opnieuw naar buiten gaan)
(res)sortir
Openen
Ouvrir
Ontdekken
Découvrir
Lijden, afzien
Souffrir
Dekken, bedekken
Couvrir
Geven, aanbieden, schenken
Offrir