vocabulaire hyper-connectées fra - ned Flashcards
1
Q
l’appel
A
de oproep
2
Q
l’avantage
A
het voordeel
3
Q
le crédit d’appel
A
het belkrediet
4
Q
le forfait
A
het forfait
5
Q
le message
A
de boodschap
6
Q
l’opérateur
A
de provider
7
Q
le réseau (social)
A
het (sociale) netwerk
8
Q
le (téléphone) portable
A
de gsm
9
Q
le texto
A
de sms
10
Q
le traject
A
het traject, de verplaatsing
11
Q
l’activation
A
de activatie
12
Q
l’application
A
de app
13
Q
la fonction
A
de functie
14
Q
la formule
A
de formule
15
Q
l’offre
A
het aanbod, de aanbieding
16
Q
la promotion
A
de promotie
17
Q
la recharge
A
de oplaadbeurd
18
Q
la sonnerie
A
de beltoon
19
Q
l’utilé
A
het nut
20
Q
accro (à)
A
verslaafd aan
21
Q
(il)limité
A
(on)beperkt
22
Q
inclus
A
inbegrepen
23
Q
prépayé
A
voorafbetaald
24
Q
valable
A
geldig
25
activer
activeren
26
enregistrer
opnemen
27
joindre quelqu'un
iemand bereiken
28
limiter
beperken
29
naviguer
surfen
30
recharger
opladen
31
se passe de
zonder kunnen
32
se servir de
gebruikmaken van
33
télécharger
up- en downloaden
34
rarement
zelden
35
avoir sur soi
op zak hebben
36
à volonté
naar believen
37
être à plat
leeg zijn
38
en mode silencieux
op stil
39
ne pas servir à grand-chose
niet erg nuttig zijn
