Werkwoorden -IR Flashcards
1
Q
Sortir
A
Naar buiten gaan / Uitgaan
2
Q
Mentir
A
Liegen
3
Q
Sentir
A
Voelen / ruiken
4
Q
Servir
A
Dienen, bedienen / Opdienen
5
Q
Dormir
A
Slapen
6
Q
Partir
A
Vertrekken
7
Q
Remplir
A
Vullen
8
Q
Offrir
A
Aanbieden