In huis Flashcards
De slaapkamer
La chambre à coucher
Het donsdeken
La couette
Het raam
La fanêtre
De kader / omlijsting
Le cadre
Het bed
Le lit
De oplader
Le chargeur
De pantoffels (meervoud)
Les pantoufles
De wekker
Le réveil
De spelconsole
La console de jeux
Het hoofdkussen
L’oreiller (m)
De spiegel
Le miroir
Het nachtkastje
La table de nuit
De tablet
La tablette
De verhuizer
Le déménageur
Het toilet
Les toilettes
Het bureau
Le bureau
De badkamer
La salle de bains
De keuken
La cuisine
De zetel
Le fauteuile
De zitkamer
Le salon
De kleerkast
La garde-robe
De nacht
La nuit
De sfeer
L’ambiance (f)
Het geluk
Le bonheur
De kartonnen doos / het karton
Le carton
Zwaar
Lourd(e)
Zenuwachtig
Nerveux / nerveuse
Georganiseerd
Organisé(e)
Klaar
Prêt(e)
Speciaal
Special(e)
De televisie
La télévision
La télé
De lamp
La lampe
Het rek
L’étagère (f)
De kast
L’armoire (f)
Het plan
Le plan
De hoek
Le coin
De relaxzetel
Le fauteuille relax
Uitstekend
Excellent(e)
Geweldig
Génial(e)
Praktisch
Pratique
Misschien
Peut-être
