Werkwoorden -ER Flashcards
1
Q
Regarder
A
Kijken
2
Q
Aimer
A
Houden van
3
Q
Jouer
A
Spelen
4
Q
Aider
A
Helpen
5
Q
Chanter
A
Zingen
6
Q
Manger
A
Eten
7
Q
Surfer
A
Surfen
8
Q
Habiter
A
Wonen
9
Q
Écouter
A
Luisteren
10
Q
Cuisiner
A
Koken
11
Q
Monter
A
Naar boven gaan
Stijgen
Naar boven brengen
12
Q
Déménager
A
Verhuizen