Ontkennen Flashcards
Niet / geen
Ne… pas…
Niet meer / geen meer
Ne… plus…
Nooit
Ne… jamais…
Niets
Ne… rien…
Niemand
Ne… personne…
Ik ben Kurt niet
Je ne suis pas Kurt.
Ik woon niet meer in Herentals
Je n’habite plus à Herentals.
Ik speel nooit voetbal.
Je ne joue jamais le football.
Ik heb niets.
Je n’ai rien.
Ik zie niemand.
Je ne vois personne.
Het onderwerp “un/une” en “du/de la/des” veranderd na een ontkenning in “de”. Is dit altijd zo?
Nee, na “être” verandert het niet.
vb: Je suis une fille → Je n’est pas une fille.
Ook “le / la /les” verandert niet.
vb: Marie aime le tennis → Marie n’aime pas le tennis.
Wijzig naar een ontkenning (geen meer):
Il boit du vin.
Il ne boit plus de vin.
Wijzig naar een ontkenning (nooit):
Nous mangeons des chips.
Nous ne mangeons jamais de chips.