Week 9 - vermogenssancties Flashcards
Wat is de grondslag van verwijtbaarheid?
Wat is de grondslag van een ongewenste situatie?
Wat is de grondslag van verwijtbaarheid?
Straf
Wat is de grondslag van een ongewenste situatie?
Maatregel
Casus:
Je hebt cocaïne in je koffer naar Curaçao. Rb Noord-Holland gaat je veroordelen wegens het opzettelijk voorhanden hebben van cocaïne. De grondslag van de straf is gelegen in de verwijtbaarheid, die komt tot uitdrukking in het strafbare feit. Dit is het ene scenario.
Werkelijke scenario: je hebt geen weet dat die drugs in jouw koffer zitten. Rechter acht die verklaring aannemelijk. Spreekt je vrij. Opzet kan niet wettig en overtuigend bewezen worden verklaard. U bent vrijgesproken.
Wat gebeurt er nu met de drugs?
In het kader van volksgezondheid is het niet wenselijk dat die cocaïne aan jou wordt teruggegeven. Door de maatregel: onttrekken aan het verkeer, wordt die ten einde gebracht. ONGEACHT of je een verwijt betreft. De straf treft als grondslag de verwijtbaarheid, maatregel kent als sanctiesoort een ongewenste situatie.
Doelstelling maatregel: ongewenste situatie moet worden opgeheven. We onderscheiden in ons strafrecht dus straffen en maatregelen.
Vandaag de dag met name: vermogenssancties. Sancties die treffen in het vermogen. Bijv. de geldboete.
De geldboete:
- Welke categorieën zijn er?
- Kunnen deze ook worden ingezet tegen rechtspersonen?
- Kan een geldboete ook strekken tot afroming van de winst?
De geldboete:
- Welke categorieën zijn er?
Art. 23 lid 4 Sr: er zijn 6 categorieën. - Kunnen deze ook worden ingezet tegen rechtspersonen?
Art. 23 lid 7 Sr: - Kan een geldboete ook strekken tot afroming van de winst?
Ja, dat kan. Maar er is een wettelijk gefixeerd maximum. Dus de wet bepaald de omvang van je straf. Stel je doet aan mensensmokkel, je winst is groter dan 83K, max. boete blijft toch 83K. Dan is het dus een lucratieve bezigheid als je winst 150K was.
Geldboete voor rechtspersoon
Art. 23 lid 7 Sr: indien voor een feit een geldboete van de 6e categorie kan worden opgelegd, en die boete geen passende straf toelaat, kan geldboete worden opgelegd tot ten hoogste 10% van de jaaromzet van de rechtspersoon in boekjaar voorafgaand aan de uitspraak/strafbeschikking. Stel: de categorie laat geen passende straf toe voor RP, zie 23 lid 7. Wanneer je in de 6e categorie zit, geen passende straf, dan 10% jaaromzet.
Vermogenssancties: de ontnemingsmaatregel.
Wanneer men 830K boete krijgt opgelegd, maar 1.5 miljoen buit, dan kan je door middel van ontnemingsmaatregel de illegale buit ontnemen. Dat moet worden beeindigd. Dat voordeel mag jou worden ontnomen. Er zijn 3 soorten.
Vermogenssancties: de ontnemingsmaatregel
3 varianten
- Strafbare feit waarvoor veroordeling heeft plaatsgevonden.
- Andere feiten -> ‘Voldoende aanwijzingen’
- in geval van veroordeling voor misdrijf geldboete 5e categorie: dat feit of andere strafbare feiten heeft op enigerlei wijze tot voordeel geleid -> ‘aannemelijk’
Ontnemingsmaatregel: variant 1
- Strafbare feit waarvoor veroordeling heeft plaatsgevonden.
Je hebt cocaïne verkocht op het plein, €1500,- verdiend. Dat voordeel kan je op basis van art. 36 lid 2 worden ontnomen. Het voordeel uit strafbaar feit. Klassieke vorm. Diefstal van een geldsom waardoor betrokkene is veroordeeld en welk geld wordt ontnomen.
Ontnemingsmaatregel: variant 2
- Andere feiten > ‘voldoende aanwijzingen’
Jouw voordeel kan worden ontnomen, als er voldoende aanwijzingen bestaan dat jij voldoende andere strafbare feiten hebt gepleegd. Voorbeeld: je bent veroordeeld voor verkoop cocaïne. Andere kopers worden bevraagd door politie over drugsafname bij jou als verdachte. Zij geven aan: ‘ik haal al 5 jaar sos bij hem’, andere: ‘ ik haal al 10 jaar sos bij hem’. Je hebt nu 100 ten laste leggingen. Je kan in plaats daarvan zeggen: ‘ik heb voldoende aanwijzingen dat verdachte ook andere strafbare feiten heeft begaan’. Al die andere voordelen gaan we ook afnemen.
- Voor ‘andere feiten’ hoef je niet veroordeeld/vervolgd te zijn/worden. Het moet slechts gaan om ANDERE FEITEN waarmee je WEDERRECHTELIJK VOORDEEL hebt verkregen
- Het kan zelfs zo zijn dat je bij de eerste veroordeelde variant GEEN voordeel hebt gehaald. Levert geen problemen op voor variant 2.
- Bewezenverklaring is noodzakelijk voor veroordeling wettig en overtuigend, voor ‘andere feiten’ geldt dit niet. Er moeten voldoende aanwijzingen zijn.
Ontnemingsmaatregel: variant 3
Variant 3: je bent veroordeeld voor misdrijf geldboete 5e categorie: dat feit of andere strafbare feiten heeft op enigerlei wijze tot voordeel geleid > ‘aannemelijk’
Art. 36 lid 1 sub 3 Sr: je bent veroordeeld wegens witwassen, diefstal, of anders. Veroordeling wegens feit waarvoor 5e categorie boete wordt opgelegd (kan worden opgelegd). Als aannemelijk is dat het feit waarvoor u bent veroordeeld, of andere feiten, ertoe hebben geleid op enigerlei wijze dat u wederrechtelijk voordeel hebt verkregen. maakt niet uit door u, door een ander, door random, als het voordeel maar bij u is beland.
Methoden van voordeelsberekening
2 soorten
In de praktijk twee soorten methoden aan de hand waarvan voordeel berekent wordt:
- De concrete en de
- Abstracte methode.
- Concrete methode
- Concreet: gebaseerd op transactieresultaat. Van ieder afzonderlijk strafbaar feit (transactie) wordt het specifiek daardoor verkregen voordeel berekend. Dat voordeel bestaat uit ‘bruto’ voordeel - welk voordeel wordt gevormd door de directe vermogensaanwas door strafbaar feit + evt. vervolgprofijt + besparing van kosten = gemaakte kosten. Deze methode vereist een specificatie van de strafbare feiten, de daardoor verkregen voordelen, en de kosten. Wanneer betrokkene is vrijgesproken van een delict, kan met deze methode niet tot een berekening van wederrechtelijk verkregen voordeel worden gekomen. Ontneming levert dan strijd op met onschuldpresumptie -> Geerings.
- Abstracte methode
Er wordt uitgegaan van een berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel over een bepaalde periode, waarbij geen direct causaal verband behoeft te worden aangetoond tussen berekend voordeel en strafbare gedraingen. Deze methode leent zich voor variant 3. De meest voorkomende methode is de rechtsvergelijkingsmethode en de kasopstelling. In de kern: berekening hoeveel vermogen de betrokkene een bepaalde periode heeft vergaard, in hoeverre legale inkomstenbronnen die vermogensgroei verklaren? Verdachte kan dan legale bronnen verklaren.
Vergelijkingsmethode
Peildatum 0: stand vermogen.
Uitgaven in onderzoeksperiode
Peildatum 1: stand vermogen
Wederrechtelijk verkregen voordeel:
- Vermogensaanwas
- Uitgaven
- (Verondersteld) voordeel
Dus bij belastingdienst wordt vermogen op 0 bepaald. In verleden als blijkt dat in onderzochte periode 10K is uitgegeven, terwijl geen inkomsten zijn, dan is gedachte: ‘je zal het wel illegaal hebben verkregen’. Uitgaven ga je in kaart brengen: Rwd, website Nibud, Casino.
Voor beiden abstracte methoden is van belang dat als vertrekpunt een geschat beginvermogen moet worden aangenomen (dit doet financiële recherche). Want: begin en eindvermogen wordt vergeleken. Bij bepaling van startpunt wordt uitgegaan van periode die begint met het feit of feiten als bedoeld in art. 36e Sr.
EHRM Geerings
In deze zaak is G. veroordeeld voor diefstal, inbraak, heling en deelneming criminele organisatie. In de hoofdzaak veroordeling voor bepaalde diefstallen en vrijspraak van bepaalde diefstallen; in ontnemingszaak ontneming n.a.v. bewezen verklaarde diefstallen en n.a.v. ‘vrijgesproken diefstallen’ (als ‘soortgelijke feiten’ (thans ‘andere strafbare feiten’)).
Uitgangspunt: voordeel ontnemen, is dat er een veroordeling moet zijn, is die er niet zoals in variant 1, dan wordt wederrechtelijk verkregen voordeel vereist.
2 PIJLERS DUS:
- Ontneming niet mogelijk als niet is aangetoond dat betrokkene daadwerkelijk voordeel heeft gekregen.
- Voordeel uit feiten waarvan betrokkene is vrijgesproken, mag niet worden ontnomen. Mogelijk heeft hij niet aan de diefstallen deelgenomen en dus geen voordeel verkregen. Ga je toch plukken naar aanleiding van vrijgesproken feiten, dan handel je in strijd met de onschuldpresumptie.
Zaak Geerings: G. was veroordeeld voor samen met andere gepleegde diefstallen. hij zat in een criminele bende. Wisselende samenstellingen. Voor een aantal diefstallen is hij veroordeeld, voor een aantal vrijgesproken. Wat gebeurde er? Voor ALLE FEITEN werd zijn voordeel ontnomen. niet alleen voor veroordeelde, maar ook voor vrijgesprokenen (want voor ditlaatste wel voldoende aanwijzingen, dus plukken, variant 2). Hoe groot de omvang van voordeel was? Dit werd per feit bekeken: de waarde van gestolen spullen. G. ging naar Straatsburg met klacht: schending onschuldpresumptie art. 6 lid 2. Hij had namelijk geen voordeel verkregen uit feiten waarvoor vrijgesproken.
EHRM stelde zich de vraag: kunnen, bij veroordeling in de hoofdzaak voor ten minste een ten laste gelegd feit, de feiten waarvan is vrijgesproken toch nog betrokken worden in de schatting van de vaststelling van het ontnemingsbedrag?
Het EHRM stelt dat sprake is van SCHENDING van onschuldpresumptie. De feiten waarover de veroordeelde in de strafzaak is vrijgesproken kunnen niet betrokken worden in de ontnemingsprocedure.
Opbrengsten van ladingsopbrengsten waren niet bewezen bij G terecht gekomen. Je mag niet iemands voordeel ontnemen als niet kan worden aangetoond dat het jou ooit heeft bereikt. Je hebt nooit iets gehad, mag ook niet afgepakt worden. Dus ondanks vrijspraak werd omvang vermogen geschat. Dat mag NIET voor zover het gaat om vrijgesproken feiten.
Er was dus in de zaak G. uitgegaan van feiten en schattingen opgenomen in het procesverbaal. Op basis daarvan is een berekening gemaakt van het ontnemingsbedrag. het betreft zogenoemde transactieberekening. Bij transactieberekening wordt per feit berekend welk voordeel is behaald.
Al gauw na de uitspraak, heeft de HR een uitspraak gedaan die ook van belang is als het gaat om de feiten die betrokken kunnen worden in de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel. HR heeft hierin de mogelijkheid uitgesloten om, tijdens de schatting en vaststelling van het ontnemingsbedrag onder het feit waarvan is vrijgesproken alsnog te verstaan een ‘ander strafbaar feit’ als bedoeld in art. 36e lid 2 Sr.
EHRM van Offeren
Van Offeren was veroordeeld ter zake van onder meer drugsdelicten. Ter berekening van het door hem wederrechtelijk verkregen voordeel was een vermogensvergelijking opgesteld. Bij het toepassen van die methode stuitte de financiële recherche op vermogensobjecten waarvan de legale herkomst niet kon worden vastgesteld. Van Offeren had GEEN plausibele verklaring, EHRM achtte deze gang van zaken niet in strijd met onschuldpresumptie.