week 9 Flashcards

1
Q

frutrating

A

frusteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

technik

A

de technik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

IT

A

de it

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

stereotyping

A

stereotypering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

dominate

A

dominieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

sector

A

de sector

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

coordinator

A

de coordinator

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

accept

A

accepteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

talent

A

het talent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

community

A

de community

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

serious

A

sereius

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

perspective

A

de perspectif

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

female, feminine

A

vrouwelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

employee

A

werknemener

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

minority

A

minderheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

opportunities

A

kansen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

male, masculine

A

mannelijke

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

to treat

A

behandelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

behandelen

A

behandlede
behandled

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

department

A

de afdeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

praten

A

pratte
gepraat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

vertellen

A

vertlede
vertelld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

kunnen

A

kond
gekund

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

kennen

A

kende
gekend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

kolega

A

collega

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

probably

A

waarschijnlijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

experience

A

ervaring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

waive

A

afzien van
toen hij naar de manager ging, heb ik ervan afgezin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

get off

A

afstak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

afterwards

A

achteraf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

self-confidence

A

het zelfvertrouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

meanwhile

A

inmiddels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

laten odmiana

A

ik laat
hij laat
het laat
wij/jullie/zij laten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

wear, put on

A

aantrekken
ik trek gewoon schoennen met hakken aan naar het werk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

aantrekken

A

trok aan
aangetroken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

po prostu

A

gewoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

high heels

A

hakken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

position, function

A

functie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

supervise

A

begeleiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

begeleiden

A

begeliedde
begeleid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

to join

A

aansluiten bij/op
ook is aangesloten bij de community

42
Q

aansluiten

A

sloot aan
aangesloten

43
Q

support

A

de ondersteuning

44
Q

struggle with

A

worstelen met
vrouwen woorstelen met stereotypingen

45
Q

insight

A

het inzicht

46
Q

because of this

A

hierdoor

47
Q

to fit in with

A

tussen passen
hierdoor hebben ze het idee dat ze er niet tussen passen

48
Q

nemen

A

nam
genomen

49
Q

adapt to

A

zich aanpassen aan
wees ook trots op jezelf pas je niet aan

50
Q

aanpassen

A

paste aan
aangepast

51
Q

requirements

A

eisen

52
Q

society

A

maatschappij

53
Q

fonomen

A

het fenomeen

54
Q

unique

A

uniek

55
Q

stratgieous

A

strategisch

56
Q

management

A

het management

57
Q

spoecialist

A

specialist

58
Q

institute

A

het instituut

59
Q

label

A

het label

60
Q

stereotype

A

steretiep

61
Q

extra

A

extra

62
Q

job, prfession

A

beroep

63
Q

care

A

verzorging

64
Q

professor

A

hoogleraar

65
Q

unfair

A

onterecht

66
Q

such

A

zulke

67
Q

claim

A

stellen

68
Q

stellen

A

stelde
gesteld

69
Q

to llok at

A

aankijken tegen
mensen kijken vaak met berbazing tegen andere boreopen van mannen aan

70
Q

beuty

A

schoonheid

71
Q

co-

A

mede

72
Q

owner

A

de eigenaar

73
Q

skin

A

huid

74
Q

field, profession

A

vakgebied

75
Q

be around

A

rondlopen

76
Q

teach

A

aanleren
is het mannen niet aangeleerd dat wereld

77
Q

aanleren

A

leerde aan
aangeleerd

78
Q

fair

A

de beurs

79
Q

drukken

A

drukte
gedrukt

80
Q

representatives

A

de vertegenwoordigers

81
Q

instead of

A

in plaats van

82
Q

image

A

het beeld

83
Q

arise from

A

onstaatn uit

84
Q

ontstaan

A

ontstond
ontstaan

85
Q

caring

A

zorgzaam

86
Q

care about

A

gevem om

87
Q

invent

A

bedenken

88
Q

bedenken

A

bedacht
bedacht

89
Q

suitbale

A

geschikt

90
Q

choice

A

keuze

91
Q

go against

A

ingaan tegen
gaat dat volgens benschop in tegen hat beeld fat we hebben van het beroep

92
Q

apply

A

gelden voor
voor mannen geldt precies hetzelfde

93
Q

gelden

A

gold
gegolden

94
Q

again

A

opnieuw

95
Q

confrim

A

bevestigen
hierdoor wordt het beeld steeds opniuew bevestig

96
Q

bevestigen

A

bevestigde
bevestigd

97
Q

box

A

hokje

98
Q

nonsense

A

onzin

99
Q

matter

A

uitmaken
het maakt voor mijn vak echt niet uit

100
Q

suit, fit

A

passen bij
omdat het bij je zou passen

101
Q

passen

A

paste
gepast