week 9 Flashcards
1
Q
frutrating
A
frusteren
2
Q
technik
A
de technik
3
Q
IT
A
de it
4
Q
stereotyping
A
stereotypering
5
Q
dominate
A
dominieren
6
Q
sector
A
de sector
7
Q
coordinator
A
de coordinator
8
Q
accept
A
accepteren
9
Q
talent
A
het talent
10
Q
community
A
de community
11
Q
serious
A
sereius
12
Q
perspective
A
de perspectif
13
Q
female, feminine
A
vrouwelijk
14
Q
employee
A
werknemener
15
Q
minority
A
minderheid
16
Q
opportunities
A
kansen
17
Q
male, masculine
A
mannelijke
18
Q
to treat
A
behandelen
19
Q
behandelen
A
behandlede
behandled
20
Q
department
A
de afdeling
21
Q
praten
A
pratte
gepraat
22
Q
vertellen
A
vertlede
vertelld
23
Q
kunnen
A
kond
gekund
24
Q
kennen
A
kende
gekend
25
kolega
collega
26
probably
waarschijnlijk
27
experience
ervaring
28
waive
afzien van
toen hij naar de manager ging, heb ik ervan afgezin
29
get off
afstak
30
afterwards
achteraf
31
self-confidence
het zelfvertrouwen
32
meanwhile
inmiddels
33
laten odmiana
ik laat
hij laat
het laat
wij/jullie/zij laten
34
wear, put on
aantrekken
ik trek gewoon schoennen met hakken aan naar het werk
35
aantrekken
trok aan
aangetroken
36
po prostu
gewoon
37
high heels
hakken
38
position, function
functie
39
supervise
begeleiden
40
begeleiden
begeliedde
begeleid
41
to join
aansluiten bij/op
ook is aangesloten bij de community
42
aansluiten
sloot aan
aangesloten
43
support
de ondersteuning
44
struggle with
worstelen met
vrouwen woorstelen met stereotypingen
45
insight
het inzicht
46
because of this
hierdoor
47
to fit in with
tussen passen
hierdoor hebben ze het idee dat ze er niet tussen passen
48
nemen
nam
genomen
49
adapt to
zich aanpassen aan
wees ook trots op jezelf pas je niet aan
50
aanpassen
paste aan
aangepast
51
requirements
eisen
52
society
maatschappij
53
fonomen
het fenomeen
54
unique
uniek
55
stratgieous
strategisch
56
management
het management
57
spoecialist
specialist
58
institute
het instituut
59
label
het label
60
stereotype
steretiep
61
extra
extra
62
job, prfession
beroep
63
care
verzorging
64
professor
hoogleraar
65
unfair
onterecht
66
such
zulke
67
claim
stellen
68
stellen
stelde
gesteld
69
to llok at
aankijken tegen
mensen kijken vaak met berbazing tegen andere boreopen van mannen aan
70
beuty
schoonheid
71
co-
mede
72
owner
de eigenaar
73
skin
huid
74
field, profession
vakgebied
75
be around
rondlopen
76
teach
aanleren
is het mannen niet aangeleerd dat wereld
77
aanleren
leerde aan
aangeleerd
78
fair
de beurs
79
drukken
drukte
gedrukt
80
representatives
de vertegenwoordigers
81
instead of
in plaats van
82
image
het beeld
83
arise from
onstaatn uit
84
ontstaan
ontstond
ontstaan
85
caring
zorgzaam
86
care about
gevem om
87
invent
bedenken
88
bedenken
bedacht
bedacht
89
suitbale
geschikt
90
choice
keuze
91
go against
ingaan tegen
gaat dat volgens benschop in tegen hat beeld fat we hebben van het beroep
92
apply
gelden voor
voor mannen geldt precies hetzelfde
93
gelden
gold
gegolden
94
again
opnieuw
95
confrim
bevestigen
hierdoor wordt het beeld steeds opniuew bevestig
96
bevestigen
bevestigde
bevestigd
97
box
hokje
98
nonsense
onzin
99
matter
uitmaken
het maakt voor mijn vak echt niet uit
100
suit, fit
passen bij
omdat het bij je zou passen
101
passen
paste
gepast