week 8 Flashcards
1
Q
wish
A
wens
2
Q
prepare
A
voorbereiden
3
Q
syntetic
A
syntetisch
4
Q
half full
A
halfvol
5
Q
half empty
A
halfleeg
6
Q
ever
A
ooit
7
Q
to come, to arrive
A
aanbreken
de zomer heeft eindlijk aangebroken
8
Q
aanbrerekn
A
brak aan
aangebroken
9
Q
voorbereiden
A
bereidde voor
voorbereid
10
Q
step
A
de stap
11
Q
move (rezczownik)
A
zet
zodra je een stap buiten de duer zet
12
Q
humid
A
broeierig
13
Q
duvet
A
bekend
14
Q
horrible
A
verschrikkrlijk
15
Q
cool down
A
koelt… af
16
Q
hardly, barely
A
nauwelijks
17
Q
mosqiutoes
A
muggen
18
Q
tight
A
krappe
19
Q
zmruzyc oczy
A
dichtdoen
jij doet geen oog dicht