week 6 Flashcards
1
Q
opinion
A
mening
2
Q
throw
A
gooien
3
Q
soon, quickly
A
gauw
4
Q
awake
A
wakker
5
Q
sundried tomatoes
A
zongedrooged tomaten
6
Q
violence
A
geweld
7
Q
extensive
A
uitgebreid
8
Q
crowded
A
druk
9
Q
repeat
A
herhlaen
10
Q
allow sth
A
iets toestaan
11
Q
national
A
nationaal
12
Q
traditional
A
traditionele
13
Q
alterative
A
het alternatief
14
Q
participate
A
meedoen
15
Q
opportunity
A
gelegenheid
16
Q
get toetghter
A
samenkomen
familie komt samen
17
Q
crunchy
A
kanpperig
18
Q
local
A
plaatselijk
19
Q
alcholic drink
A
borrel
20
Q
stay at
A
terechtkunnen
de ouders van mijn vrinden waren weg dus we konden in hun huis terecht
21
Q
port
A
haven
22
Q
the best thing
A
allerleukste
23
Q
remeber
A
zich herinneren
je je hele leven zal herinneren
24
Q
celebarte sth
A
vieren
vierde
gevierd
25
Q
probably
A
waarschijnlijk
26
Q
bachelor student
A
bachelorstudent
27
Q
arranegment
A
het arrangement
28
Q
cultural
A
cultureel
29
Q
ways
A
manieren