Week 8 Flashcards

1
Q

Theorie achter exposure

A

Systematische desensitisatie: men kan niet tegelijkertijd angstig en ontspannen zijn. Cliënten krijgen een antagonistische response (ontspanningsoefeningen), zodat ze dit kunnen toepassen tijdens de blootstelling. Bij herhaling van deze blootstelling, zal de associatie worden doorbroken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Emotional processing theory

A

Emoties zoals angst zijn netwerken van stimuli, responsen en betekenissen. Deze elementen activeren elkaar. Exposure werkt doordat de netwerken uit elkaar vallen: desintegratie van het angstnetwerk. Ontstaan nieuwe associaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Rijkeboer: extinctieleren is contextafhankelijk

A

Extinctieleren verwijst naar het proces waarbij de cliënt leert dat wat hij vreest niet leidt tot gevaar, maar ongevaarlijk is. Hierbij is het van belang dat de angst in verschillende situaties wordt uitgevoerd. Zodat de exposure zo breed mogelijk is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Veiligheidsgedrag

A

In een dreigende situatie neem je voor jezelf maatregelen om jezelf te beschermen. Dit is in gevaarlijke situaties goed, maar in situaties die door jou worden gezien als gevaarlijk maar dit niet zijn is veiligheidsgedrag niet goed. En leidt het alleen tot het instand houden van de angstklachten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Indicatiestelling

A

Het komen tot een overeenstemming over wat de vraag van de cliënt is, probleemanalyse, doelen en hoe deze doelen bereikt gaan worden. Door dit samen uit te voeren ontstaat er een positief effect omdat de cliënt zijn voorkeursbehandeling krijgt. Dit leidt tot meer motivatie en een betere werkrelatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Indicatiestelling in dialoog is:

A
  • Vraaggericht - sluit aan op de vraag van de cliënt
  • Motiverend
  • Oplossingsgericht - focus op positieve krachten en sociaal netwerk gezin en deze vergroten
  • Activerend - gericht op wat de ouders zelf kunnen doen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Algemeen non-specifieke therapeutische factoren

A

Algemene aspecten van de hulp die meewerken aan het bereiken van het behandeldoel, ongeacht de vorm van de behandeling zelf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Onderverdeling non-specifieke therapeutische factoren

A

Persoonlijke allianties - de interpersoonlijke relatie tussen therapeut en cliënt
Taakgerelateerde allianties - structuur en planning van de behandeling en de oriëntatie van de doelen.
Deze allianties interacteren met elkaar zoals in het model van Bipartite

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly