Week 1 Flashcards

1
Q

Een indicerende diagnose

A

Uitkomst van de diagnostiek. Voorstel voor een aantal interventies die passend kunnen zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Het gedragstherapeutisch proces fasen

A
  1. Onderzoeksfase
  2. Registraties
  3. Behandelfase
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Gedragstherapeutisch proces onderdelen

A
  1. Probleeminventarisatie
  2. Probleemdefiniëring
  3. Holistische theorie
  4. Behandelplan
  5. Behandelvoorstel en -contract
  6. Behandeling
  7. Evaluatie en afsluiting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De probleeminventarisatie

A

Onderzoek naar:
* De inhoud van het probleem
* Aanvang, duur en verloop van de klacht
* Beginmoment als oorzaak
* Ernst en gevolgen
* Voorwaarden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De probleemdefiniëring

A

Bestaat uit:
* De topografische analyse
* De functieanalyse
* De betekenisanalyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

De topografische analyse

A

Een beschrijving van plaats en tijd waarin het gedrag plaatsvond.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De holistische theorie

A

Een hypothese over de samenhang van de problemen van de cliënt. Hierin wordt de ontwikkeling, persoonlijkheid en klachten van de cliënt verwerkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Behandelplan

A

Bestaat uit:
* Doelstelling
* Keuze van strategie, technieken of protocol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

De regulatieve cyclus

A
  1. Probleemherkenning
  2. Probleemdefinitie
  3. Bedenken en afwegen handelingsmogelijkheden
  4. Planning
  5. Interventie
  6. Evaluatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Emprirische subcyclus

A
  1. Observatie
  2. Inductie - formuleren hypothese op basis van observatie
  3. Deductie - afleiden van toetsbare voorspelling uit die hypothese
  4. Toetsing
  5. Evaluatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Orthopedagogiek als handelingswetenschap

A

Het toepassen van kennis en kunde met als doel het kind ‘normaal’ te maken. Het kind helpen bij het reïntegreren in de maatschappij.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De behandeling van ADHD bestaat uit:

A
  • Psychoeducatie
  • Psychosociale interventies
  • Medicatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Psychoeducatie

A

Informatie geven over ADHD en de behandelmogelijkheden. Altijd de eerste stap in de behandeling. Moet aansluiten op jeugdige en ouders. Niet alle jeugdigen moeten psychoeducatie krijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Psychosociale interventies

A

Indien er na de psychoeducatie en het verbeteren van de omgeving nog sociale problemen zijn, kan een sociale vaardigheidstraining worden voorgesteld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Medicatie

A

Wordt alleen gegeven aan kinderen bij wie de ADHD-symptomen ernstige beperkingen geven of bij wie psychosociale interventies onvoldoende effect hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Oudertraining

A

Het geven van handvatten aan ouders die zij kunnen inzetten bij de opvoeding. Gebaseerd op de sociale leertheorie.

17
Q

Gezinsinterventies

A

Interventies die zich expliciet op het gehele gezin richten, vaak bedoelde voor multiprobleemgezinnen.

18
Q

Leerkrachtinterventies

A

Trainen van leerkrachten gericht op het verbeteren van de werkhouding en het taakgerichte gedrag van de jeugdige. Bv. puntensysteem.

19
Q

Schoolbrede programma’s

A

Programma’s voor de hele school

20
Q

Gelaagde programma’s

A

Gericht op:
1. Alle leerlingen 1e laag
2. Risicoleerlingen 2e laag
3. Leerlingen met hoogrisicogedrag 3e laag

21
Q

Cognitieve gedragstherapie (CGT)

A

Therapie waarbij inzicht wordt gebracht in denkpatronen, waarbij wordt geleerd hoe je ongewenste gedachten en gevoelens kan omzetten in gewenste gedachten en gevoelens.

22
Q

Sociale vaardigheidstraining

A

Programma voor het aanleren van sociale vaardigheden zoals, luisteren, complimenten geven, samenwerken, ruzies oplossen etc.

23
Q

Plannings- en organisatietrainingen

A

Trainingen met als doel leren plannen en organiseren om het schoolfunctioneren te verbeteren

24
Q

Combinatiebehandeling

A

Combinatie van interventies. Er is altijd sprake van een combinatiebehandeling

25
Q

De jeugdige met ADHD heeft baat bij een voorspelbaar en stimulerende omgeving, hiervoor is belangrijk:

A
  • Een positief opvoedklimaat
  • Gedragsbeïnvloeding
26
Q

Een positief opvoedklimaat

A

Een omgeving waarin de jeugdige zich veilig en vertrouwd voelt, goed wordt verzorgd en waarin er sprake is van de mogelijkheid tot zelfontplooiing en het leren van nieuwe vaardigheden. Dit hangt af van de senitieve responsiviteit van de ouder(s).

27
Q

Sensitieve responsiviteit

A

Beschikbaar en betrouwbaar zijn voor de jeugdigen. Oog hebben voor de beperkingen maar ook voor hun behoeften en mogelijkheden.

28
Q

Gedragsbeïnvloeding

A

Gedrag veranderen door gebruik te maken van technieken die gebaseerd zijn op de leertheorie (= gedrag kan beïnvloed worden door antecedenten en consequenties)

29
Q

Prompting

A

Het uilokken van gewenst gedrag door een extra stimuli of hints.

30
Q

Bekrachtiging

A

Positieve reacties gevolgd op gedrag, meest effectief als het consequent, frequent is en gelijk volgt op het gedrag.
* Sociale bekrachtiging
* Bekrachtiging met activiteiten
* Materiële bekrachtiging

31
Q

Sociale bekrachtiging

A

Belonen door glimlach, duim omhoog steken, complimenten geven

32
Q

Bekrachtiging met activiteiten

A

Leuke en prettige activiteiten inzetten of vervelende activiteiten wegnemen als beloning

33
Q

Materiële bekrachtiging

A

Naast sociale bekrachtiging ook iets tastbaars.