Week 2, deel 1 Flashcards
Gedragstherapie
Houdt zich bezig met motorisch en sosciaal gedrag, gedrag-begeleidende gedachten, cognitieve schema’s, betekenissen en gevoelens
Gedragstherapie in jaren 60 tot 80
Vooral gericht op het uiterlijk waarneembare gedrag. Operante en klassieke conditionering vormde de basis.
Gedragstherapie in jaren 80 tot 90
De cognitie wordt nu ook toegepast bij interventies, cognitieve gedragstherapie.
Gedragstherapie eind jaren 90
Nieuwe therapiestromingen die zich minder richten op het veranderen van gedachten en gevoelens en meer op het accepteren hiervan.
Operante conditionering
Gedrag doen laten toenemen of afnemen door bekrachtiging
Klassieke conditionering
Het voortbrengen van een prikkel die een reactie oproept, tegelijk met een neutrale prikkel, net zoalng tot de neutrale prikkel dezelfde reactie oproept.
Protocollaire behandeling
One-size-fits-all benadering, op basis van een classificatie wordt het kind behandeld
Modulaire behandeling
Op een flexibele manier gepersionaliseerde behandelingen vormgeven.
Transdiagnostische behandeling
Op basis van de onderliggende processen van classificaties behandelen.
Minimale diagnostiek
Diagnostiek waarbij problemen na een korte screening snel en oplossingsgericht worden behandeld. –> oplossingsgerichte behandeling
Kortdurende diagnostiek
Diagnostiek waarbij na een klachtenanamnese en klinisch interview een diagnose wordt gesteld –> protocollaire behandeling
Uitgebreide diagnostiek
Een uitgebreide vorm van psychodiagnostiek en gedragsassessment, volledig agestemd op de cliënt. Via een HT wordt een behandelplan opgesteld. –> modulaire behandeling
Holistische theorie
Probleemsamenhang waarin diverse hypothetische verbanden beschreven worden. Als er sprake is van complexe problematiek is een holistische theorie nodig.
Doel HT
Verantwoord kiezen van het probleemgedrag waarmee wordt begonnen.
Vijf criteria voor het kiezen van het eerst te bewerken probleem
- Centraliteit - sleutelpositie en beïnvloeding andere problemen
- Waarschijnlijkheidswaarde - hoe sterk is iedereen overtuigd van het bestaan van het probleem
- Problematische waarde - hoe belastend is het, hoeveel motivatie is er
- Concretiseerbaarheid - hoe concreet kan het probleem worden geformuleerd
- Behandelbaarheid - hoe haalbaar is het en zijn er voldoende middelen
Casusconceptualisatie
Het proces waarbij de therapeut samenwerkt met de cliënt om de onderwerpen die de cliënt inbrengt te beschrijven en te verklaren.