Week 6 | het rechtssysteem volgens Hans Kelsen Flashcards
Wie is Hans Kelsen?
Rechtsfilosoof die een grote invloed heeft uitgeoefend op het continentale juridische positivisme, maar ook op het werk van Hart. Hij verdedigde de moderne wetenschap tegenover religieuze denkers. De geldigheid van een gegeven rechtsregel is volgens hem een interne kwestie. Geldigheid van een rechtsregel is niet afhankelijk van overeenstemming met een buitenrechtelijk principe
- hij wilde een geordend systeem -> Pure theory of law
- Kelsen stelde dat rechtsregels aanspraak maken op gehoorzaamheid omdat ze voortvloeien uit hogere rechtsregels.
- Volgens Kelsen is een regel geldig als het overeenstemt met een hogere regel
- Hij staat voor strikte scheiding tussen recht en moraal
Wat zijn feiten?
Dit zijn waarheden die kunnen vastgesteld als waar of niet waar. Uit feiten kunnen geen normen worden afgeleid
Wat zijn normen?
Normen zijn richtlijnen die aanduiden wat als geldig of ongeldig wordt beschouwd in een bepaalde context. Een ongeldige norm is geen norm en kan niet als zodanig bestaan. Een norm voegt wel een extra betekeningsdimensie toe aan de feitelijke werkelijkheid door een richtlijn te bieden voor gedrag. Normen kunnen alleen uit normen afgeleid worden
Staan feiten en normen los van elkaar?
Niet volledig, aangezien normen vaak gebaseerd zijn op interpretaties van feitelijke omstandigheden
Wat wordt in de theorie van Kelsen gesteld mbt feiten en normen?
Een rechtsregel bevat niet alleen een feitelijk element, zoals geschreven tekst of uitspraak, maar ook een normatief element. Dit betekent dat de regel niet alleen beschrijvend is, maar ook voorschrijft hoe mensen zich dienen te gedragen binnen een bepaalde context.
Hoewel er een verband bestaat tussen norm (geldigheid validaty) en het feit (naleving efficacy), dit betekent niet dat norm en feit samenvallen:
- norm kan geldig zijn, ongeacht of deze in de praktijk wordt nageleefd
- evenzo kan een norm niet-geldig zijn, zelfs als deze wijdverspreid wordt nageleefd
Wat zijn morele normen?
Zijn statisch van aard, hun geldigheid komt voort uit een basisnorm die we inhoudelijk belangrijk achten. Echter, niet alle mogelijke inhouden kunnen geldige morele normen zijn; hun geldigheid wordt bepaald door en afgeleid uit de inhoud van de basisnorm.
VB: ‘je moet de ander behandelen zoals je zelf behandeld wilt worden’ -> morele normen, zoals ‘je mag niet liegen’ ‘je mag geen overspel plegen’ etc.
Wat zijn rechtsnormen?
Dynamisch van aard, hun geldigheid komt voor uit het feit dat ze zijn vastgesteld in overeenstemming met een andere norm. In principe kan elke inhoud in een geldige rechtsnorm worden gegoten, maar we weten van te voren niet welke inhoud dit precies zal zijn. Het is pas wanneer de rechtsnorm is vastgesteld dat we de inhoud ervan kennen. Bovendien is de geldigheid van de rechtsnormen niet afhankelijk van de inhoud op zich, maar eerder van hun overeenstemming met hogere rechtsregels.
Dus: geldigheid bij rechtsnormen gaat over de overeenstemming met de hogere rechtsregel, niet omdat we de inhoud op zich zo belangrijk vinden (dit is wel zo bij morele rechtsnormen)
VB: of de verplichting om een snelheidsboete te betalen een geldige rechtsnorm is, moet naar de invordering -> politierb -> verkeerswet -> gw gekeken worden
Wat kun je zeggen over het recht mbt rechtstoepassing en rechtsschepping?
Het recht wordt beschouwd als een formeel, hiërarisch georganiseerd systeem waarbinnen rechtstoepassing gelijk staat aan rechtsschepping: elke keer dat een hogere norm wordt toegepast, wordt er een nieuwe norm gecreëerd
Wat is de Grundnorm?
Staat aan de top van de hiërarchie van het rechtssysteem, vormt de basis voor alle andere normen binnen het recht en bepaalt hoe deze gesteld kunnen worden.
- Zuiver rechtscheppende norm die haar geldigheid niet ontleent aan een andere norm
- De ‘Grundnorm’ richt zich op de geldigheid van het recht validity en niet op de effectiviteit ervan efficacy.
- Kelsen zegt dat alle rechtsregels te herleiden zijn naar een grundnorm, de eerste norm die bepaald hoe overige normen mogen worden gesteld en wie bevoegd is om ze te maken. Kelsen zegt dat dit de uiteindelijke bron van geldigheid van al het recht is.
- Grundnorm ontstaat alleen door schepping, niet door toepassing.
- De grundnorm verzekert het vertrouwen van rechtssubjecten in de wetgever en garandeert de instemming met de rechtsorde.
- Grundnorm is de voorwaarde voor het positieve recht. Hij wordt verondersteld.
- Grundnorm is niet de hoogste norm, omdat juristen het eens zijn dat er een hoogste norm is, kunnen zij van mening verschillen over wat de hoogste norm is
Waar berust de acceptatie van de nationale grundnorm op?
Afdwingbaarheid. De nationale grundnorm wordt geaccepteerd als het de nationale wetgever in staat stelt gehoorzaamheid bij burgers af te dwingen
- zijn theorie van de grondnorm dient als een cruciaal referentiepunt voor het begrijpen van de aard en functie van recht, zowel in nationale contexten als in het domein van internationaal recht
Waarin komen Kelsen en Hart overeen?
- Het rechtspositivisme, ze zijn het beide eens over dat de geldigheid van een rechtsregel niet noodzakelijkerwijs afhangt van de rechtvaardigheid ervan. Voor hen is recht een product van menselijke handelingen en institutionele system, los van ethische of morele overwegingen.
- Ze bekritiseren beide de beveltheorie van het recht, waarbij ze benadrukken dat recht meer is dan alleen het afdwingen van gehoorzaamheid.
- Ze benadrukken dat de normatieve inhoud van het recht, waarbij normen niet alleen beschrijven wat er gebeurt of zal gebeuren, maar ook wat er zou moeten gebeuren
- Hun analyse van het recht legt de nadruk op de complexiteit van normatieve systemen en hun rol in het vormgeven van menselijk gedrag en samenleving. Een rechtsregel ontleent zijn geldigheid doordat hij behoort tot een rechtssysteem.
Waarin verschillen Kelsen en Hart?
- Verschil in benadering van de structuur en geldigheid van rechtsregels binnen het rechtssysteem
- Begrip van het sluitstuk van het rechtssysteem namelijk de ‘Rule of recognition’ voor Hart en de ‘Grundnorm’ voor Kelsen
Wat houdt het ‘Verschil in benadering van de structuur en geldigheid van rechtsregels binnen het rechtssysteem’ in voor Hart/Kelsen?
Hart: nadruk op de horizontale relaties tussen verschillende bronnen van het recht. Hij benadrukt het idee van een rule of recognition, waarin verschillende rechtsbronnen hun geldigheid ontlenen aan de erkenning door dit centrale gezag. Hierbij kunnen wetgeving, gewoonterecht en rechtspraak allemaal als gelijkwaardige bronnen van recht beschouwd worden, maar in geval van conflict zal de ene bron voorrang krijgen boven de andere, afhankelijk van hun positie tov de rule of recognition.
Kelsen: legt de nadruk op verticale relaties tussen verschillende rechtsnormen, waarbij hogere normen de geldigheid van lagere normen bepalen. Het heeft een piramidestructuur, waarin de grondwet de basis vormt en hogere wetgeving de geldigheid van lagere wetten en rechtspraak bepaalt. Hierdoor is er een duidelijk hiërarchie van normen, waarbij lagere rechtsnormen hun geldigheid ontlenen aan hogere, en uiteindelijk de grondwet. Dit impliceert dat rechtspraak niet rechtstreeks wordt bepaald door de rule of recognition, maar eerder door haar conformiteit aan de geldende wetgeving.
Wat houdt het ‘Begrip van het sluitstuk van het rechtssysteem namelijk de ‘Rule of recognition’ voor Hart en de ‘Grundnorm’ voor Kelsen’ in?
Hart: voor Hart komt het bestaan van de rule of recognition uiteindelijk neer op een feitelijke toestand. Hij maakt hierbij een onderscheid : wanneer we vanuit een intern perspectief spreken is het zinvol om te praten over de geldigheid, waarbij geldigheid gaat over de verhouding van een bepaalde rechtsregel tot de rule of recognition
Kelsen: de Grundnorm gaat niet langer over geldigheid, omdat er geen hogere norm is die de Grundnorm zelf bepaalt. Hij beweert dat er nog een norm boven de grondwet staat, namelijk een norm die stelt dat de grondwet gevolgd moet worden. Dit is echter geen gestelde norm, maar een voorgestelde norm, een theoretische constructie. Kelsen erkent echter dat er een verband is tussen de feitelijke toepassing van deze Grundnorm en de geldigheid van het rechtssysteem als geheel. Zonder een zekere mate van naleving kan deze Grundnorm niet de basis vormen voor de geldigheid van het gehele rechtssysteem.
Wat is samengevat het verschil in rechtssystemen van Kelsen en Hart?
Hart: een feitelijke toestand aan de basis van het rechtssysteem plaatst, maar dat deze feitelijke toestand belangrijke normatieve gevolgen heeft omdat deze bepalend is voor de geldigheid binnen het systeem.
Aan de andere kant houdt Kelsen het theoretisch zuiverder en spreekt hij in het kader van het rechtssysteem alleen over normen en niet over feiten. Echter, hij erkent wel het belang van de feitelijke toepassing van deze normen.