week 5 HC.2 overgevoeligheidsreacties - basiskennis en verdieping Flashcards

1
Q

wat zijn symptomen van een allergie?

A

epitheelschade, zenuwstimulatie, inflammatie, oedeem, bronchoconstrictie, mucussecretie en vasodilatatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

noem 2 belangrijke parameters voor allergieën

A

eosinofilie en IgE

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

uit welke 4 symptomen bestaat een atopisch syndroom?

A
  • rhinitis
  • astma
  • OAS
  • atopisch eczeem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat zijn de belangrijkste cytokinen bij allergische reacties?

A

IL-4 en IL-13 (B-cel activatie -> IgE synthese) en IL-5 (mestcelactivatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat zijn de 3 manieren van diagnostiek bij verdenking op een allergie?

A
  • provocatietest
  • huidtest
  • immunoCAP
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

manieren van therapie bij allergieën?

A
  • elimineren van allergenen
  • dieet
  • medicijnen
  • immunotherapie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is het mechanisme bij immunotherapie?

A

door immuun-deviatie is er verschuiving van Th2 activatie naar Th1 activatie en door tolerantie wordt via Treg de Th2 geremd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is een allergie?

A

een overdreven reactie van het afweersysteem die bij een deel van de mensen optreedt op natuurlijke stoffen die van buiten het lichaam afkomstig zijn. het is een immunologische gemedieerde reactie gepaard met klinische symptomen tegen een antigeen waartegen normaliter tolerantie aanwezig hoort te zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

welke soort allergische reactie veroorzaakt een type I allergische reactie?

A

IgE-gemedieerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

welke soort allergische reactie veroorzaakt een type II allergische reactie?

A

cytotoxisch: binding van IgG of IgM antilichamen aan extracellulaire matrix, gepaard met complement activatie (C5a, C3a, C4a)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

welke soort allergische reactie veroorzaakt een type III allergische reactie?

A

binding van IgG-antilichamen aan circulerende antigenen -> vormen immuuncomplexen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

welke soort allergische reactie veroorzaakt een type IV allergische reactie?

A

T-celgemedieerd (Th1, Th2, Th17)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

welke soort allergische reactie veroorzaakt een type V en VI allergische reactie?

A

weefsel defect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

welke soort allergische reactie veroorzaakt een type VII allergische reactie?

A

directe reactie op geneesmiddelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hoeveel tijd na blootstelling komt type I allergische reactie tot uiting?

A

directe reactie: >2h

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

hoeveel tijd na blootstelling komt type II allergische reactie tot uiting?

A

4-8h

17
Q

hoeveel tijd na blootstelling komt type III allergische reactie tot uiting?

A

4-8h

18
Q

hoeveel tijd na blootstelling komt type IV allergische reactie tot uiting?

A

zowel acuut als vertraagd, >12h na contact met allergeen maar kan ook dagen later

19
Q

wat is een voorbeeld van een type I allergische reactie?

A

acute urticaria, anafylaxie, OAS (oral allergy syndrome)

20
Q

wat is een voorbeeld van een type II allergische reactie?

A

hemolytische anemie, trombopenie, chronische urticaria en neutropenie

21
Q

wat is een voorbeeld van een type III allergische reactie?

A

vasculitis

22
Q

wat is een voorbeeld van een type IV allergische reactie?

A

contacteczeem, ernstige geneesmiddelen reacties, en maculopapuleus exantheem

23
Q

welke medicatie wordt gebruikt bij type III allergische reactie: vasculitis?

A

prednison

24
Q

uit welke 2 fasen bestaat een allergische reactie?

A

sensibilisatiefase en effectorfase (direct en laat)

25
Q

wat is de sensibilisatiefase?

A

allergeen gepresenteerd aan APC -> aan T-cellen -> Th2-cellen stimuleren B-cellen -> IgE tegen allergeen -> IgE bindt aan Fc-R op mestcellen

26
Q

wat is de effectorfase?

A

tweede contact met allergeen kan pas allergische reactie plaatsvinden
geproduceerde IgE zit op mestcel -> crosslinking met allergeen -> mestcel scheidt mediatoren en cytokinen uit (IL-4, IL-5, IL-13)

27
Q

wat zijn de effecten van de mediatoren die vrijkomen bij de directe reactie?

A

bronchoconstrictie, vasodilatatie, oedeem, mucussecretie, zenuwstimulatie, verhoging vaatpermeabiliteit

28
Q

noem een voorbeeld van een anti-IgE middel

A

omalizumab: laat IgE in het serum dalen

29
Q

wat is mastocytose?

A

aandoening van teveel mestcellen door een afwijking in de KIT-receptor

30
Q

wat is de functie van mestcellen?

A

bevat histamine en heparine
het verweert bacteriën en virussen en het voorkomen van verspreiding van bv giffen in het lichaam

31
Q

wat is immunoCAP?

A

laboratoriumtest waarbij in een reageerbuis specifiek IgE voor een allergeen aangetoond kan worden

32
Q

wat is immunotherapie bij een allergie?

A

er worden injecties gegeven met allergeenextracten, in opbouwende hoeveelheden. er wordt gemaakt van een opdoseerfase

33
Q

wat is het effect van immunotherapie?

A

het zorgt voor een verschuiving van Th2-activatie naar Th1-activatie, waardoor minder IL-4 en IL-13 wordt gemaakt en B-cel minder gestimuleerd om IgE te maken = immuundeviatie en er is tolerantie = Treg verhogen productie IL-10 en TGF-beta waardoor Th2 wordt geremd