week 2 PD.5 patiënt met het antifosfolipidensyndroom Flashcards

1
Q

wat zijn antifosfolipiden antistoffen (APLA)?

A

antistoffen gericht tegen bèta-2-glycoproteïne I en andere stollingsfactoren (ze zijn niet specifiek); ze vallen de fosfolipiden die normaal voor trombose zorgen aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is de lupus anticoagulans test?

A

een test met een verlenging van de aPTT (stollingstijd) die niet kan worden gecorrigeerd met normaal plasma (tekort aan stollingsfactor wordt uitgesloten aangezien dit normaal wordt opgelost door plasma toe te voegen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

functie bèta-2-glycoproteïne I

A

induceren van activatie van trombocyten en activatie van fosfolipiden in endotheel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

voorbeeld van een antistof tegen bèta-2-glycoproteïne I

A

apolipoproteïne H (apo-H)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat zijn livedo reticularis

A

cyanotische kringen op de huid die grillig zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is het kenmerk bij de ziekte SLE?

A

HUID: overgevoeligheid voor zonlicht en BM-fluorescentie in de huid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is het kenmerk bij het syndroom van Sjögren?

A

EXOCRIENE KLIEREN: aantasting exocriene klieren; droge ogen en mond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is het kenmerk bij sclerodermie?

A

HUID: toename van collageen in de huid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is het kenmerk bij de ziekte reumatoïde artritis

A

GEWRICHTEN: erosies in de gewrichten: daarom onderscheid met SLE en syndroom van Sjögren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

bij welke patiënten wordt een fout-positieve luesserologie gezien?

A

patiënten met chronische infecties en SLE; door auto-antistoffen tegen cardiolipine (dubbele fosfolipide)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

in de staart van welke bacterie liggen ook fosfolipiden?

A

treponema pallidum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

welke testen worden gedaan voor aantonen APLA?

A
  • lupus anticoagulans test
  • anticardiolipine antistoffen
  • antistoffen tegen bèta-2-glycoproteïne-I = apolipoproteïne H (apo-H)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly