week 5 HC's pt.1 Flashcards
Waaruit zijn spieren opgebouwd (van groot naar klein)?
spierbundel (fasciali), spievezels, myofibrillen, sacromeren, myofilamenten (dik) en actinefilamenten (dun)
Uit welke 5 fases bestaat de crossbridge cycle?
- attached state
- released state
- cocked state
- crossbridge state
- powestroke state
Waardoor laat de myosinekop het actinefilament los en in welke state gebeurt dit?
- door binding met ATP
- released state
Hoe ontstaat de conformatie van de myosinekop en wat zijn de gevolgen hiervan?
- door de gebonden ATP om te zetten in ADP en Pi
- de kop kan een stukje verder op de actine binden en deze zo een stukje naar zich toe trekken.
Hoe wordt de binding tussen de actinefilamenten en de myosinekop sterker?
Door de gevormde ADP en Pi af te staan
Hoe ontstaat lijkstijfheid?
Er is geen ATP meer aanwezig waardoor de sacromeer in de attached state blijft (rigor mortis)
Leg uit hoe calcium ionen de myosinekop-bindingsplaats vrij kunnen maken.
Rondom het actine filament bevindt zich tropomyosine. Deze bevat een troponine complex die de myosinekop-bindingsplaats bedekt. Door binding van Ca op TnC komt de bindingsplaats vrij.
Wat zijn de T-tubuli en waar bevinden de T-tubuli zich?
- infaginaties van het sacrolemma gevuld met extracellulaire stof
- grenzend aan sarcoplasmatisch reticulum
Wat is de functie van het sarcoplasmatisch reticulum?
Het bevorderen van het overgrote deel calcium
Wat is de functie van de T-tubuli?
het verspreiden van het actiepotentiaal tot binnen in de spier
Leg in 5 stappen uit hoe een actiepotentiaal in de T-tubuli kan leiden tot een hoger calcium gehalte.
- actiepotentiaal in T-tubuli
- spanningsafhankelijke Ca-kanalen openen
- Ca stroomt uit T-tubuli naar sarcoplasma
- Ca bindt ryanodine receptoren op sarcoplasmatisch reticulum
- Ca-kanalen van reticulum gaan open en de concentratie stijgt.
Wat is het verschil tussen een isometrisch en isotone contractie?
isometrisch: spiertonus hoger, lengte blijft gelijk
isotoon: spiertonus gelijk, lengte korter
Wat is de invloed van een lange spier en dikke spier op respectievelijk de hoeveelheid kracht en de snelheid van verkorting?
Bij een dikke spier zijn de sarcomeren parallel geschakeld waardoor het meer kracht kan leveren, maar minder (snel) inkort.
Bij een lange spier zijn de sacromeren in serie geschakeld waardoor ze weinig kracht leveren maar wel snel inkorten.
Waarom zijn type I spiervezels rood?
zij zijn overmoeibaar en leveren continue kracht. Hiervoor moeten ze continue energie hebben en dus goed doorbloed zijn.
Welk spiervezel type heeft de grootste motoneuronen en waarom?
type II, deze leveren heel explosief veel kracht en worden dus alleen bij een hoge frequentie geactiveerd. Hiervoor zijn dus veel vesicles met neurotransmitters in de motoneuronen nodig.