week 4 HC's pt.3 Flashcards
Noem 3 soorten peptide liganden
- GnRh
- Th
- CRh
noem 3 soorten eiwit liganden
- ACTH
- TSH
- insuline
Welke 2 soorten liganden kunnen gemakkelijk een membraan passeren? Waarom?
- cholesterol: steroïd hormonen
- lipiden: vitamine A (retinolzuur), vrije vetzuren
- deze zijn hydrofoob
Wat is het verschil tussen cel-surface en intracellulaire receptoren?
Cel surfce bevindt zich op het celmembraan, intracellulair in de kern. Een hormoon moet dus binnendringen om te binden met een receptor.
Wat zijn de 3 doelen van signaaltransductie?
- juiste signaal aan juiste ontvanger
- tijdig
- accuraat (juiste effect)
Wat is het verschil tussen de specificiteit en de affiniteit tussen een receptor en ligand?
specifiteit: een bepaalde receptor bindt met een bepaald ligand.
affiniteit: hoeveel ligand er nodig is om te binden met de receptor.
In welke 2 vormen komen kernreceptoren voor?
- los in het cytoplasma
- in kern/aan DNA
Noem de 3 subtypes v. membraanreceptoren
- ionkanalen
- GPCR’s
- enzym gekoppeld
Welke 3 domeinen heeft een membraanreceptor?
- Hormoon bindend
- transductie
- transmembraan
Wat zijn de functies van het transductiedomein?
- doorgeven van het signaal
- aansturen van second messenger
Welke 2 intracellulaire omzettingen kunnen snel(ler) effect hebben op de genexpressie?
- (de)fosforylering
- omzetting GTP<> GDP
Hoe wordt GPCR ook wel genoemd en waarom?
7-transmembraaneiwit, omdat het 7 keer opgevouwen tussen het membraan zit. (4 extra, 3 intra)
Waarin hebben GPCR’s een functie?
- reuk, zicht, smaak
Hoe wordt een G-eiwit geactiveerd?
binding met ACTH waardoor de alfa-subunit GDP loslaat en vervangt voor GTP. Na splitsing in een alfa en beta-subunit kan het een effectormolecuul binden.
Hoe inactiveert een alfa-subunit zichzelf?
Door de GTP weer om te zetten in GDP via hydrolyse.