week 2 HC's pt. 4

Question 1

Wat is de functie van de extracellulaire matrix?

Answer 1

Het waarborgen van vorm, stevigheid en volume van organen

Question 2

Uit welke 3 onderdelen bestaat het ECM?

Answer 2

1. collageen vezels
2. proteoglycanen
3. elastine vezels

Question 3

Welk type ECM maken fibroblasten?

Answer 3

bindweefsel

Question 4

Welk type ECM maken chondrocyten?

Answer 4

kraakbeen

Question 5

Welk type ECM maken osteocyten?

Answer 5

beenderen

Question 6

Wat is de functie van collageen?

Answer 6

structuur en treksterkte

Question 7

Wat is de oriëntatie van collageen vezels in een pees en wat is de functie hiervan?

Answer 7

• parallel aan elkaar
• hierdoor kan een pees tractie uit 1 richting goed weerstaan

Question 8

Wat is de functie van een proteoglycaan?

Answer 8

het opvangen van schokken, elasticiteit bieden

Question 9

Hoe ontstaat de gelstructuur van een proteoglycaan?

Answer 9

in het golgisysteem zijn de proteoglycanen sterk geglycoliseerd waardoor ze veel water aantrekken.

Question 10

Wat zijn de functies van elastine vezels?

Answer 10

elasticiteit bieden en zo vorm en functie van organen en weefsels aan kunnen passen op omstandigeheden.

Question 11

Benoem de 4 vormen van cellulaire adaptatie

Answer 11

• atrofie
• hypertrofie
• hyperplasie
• metaplasie

Question 12

Hoe leidt de verkleining van cellen (atrofie) tot het afsterven van weefsel?

Answer 12

de cel vermindert de eiwitsynthese, verhoogt de eiwit- en cytoskeletafbraak om energiehuishouding op orde te houden. Doordat de metabolisme stopt en de nieuwe bouwstenen dus niet benut kunnen worden sterft de cel af.

Question 13

Hoe worden de afgestorven eiwitten afgebroken?

Answer 13

• door proteasomen nadat ubiquitine heeft gebonden
• door autofagosomen die delen verpakken in membranen en afbreken als lysosoom

Question 14

Hoe heet het adaptatie proces waarbij de individuele cel groter wordt?

Answer 14

hypertrofie

Question 15

Wat zijn de gevolgen van de weefseltoename voor de individuele cel?

Answer 15

deze heeft meer organellen, structurele eiwitten, ECM en cytoskelet

Question 16

Hoe adapteert een cel bij arteriële hypertensie?

Answer 16

het hypertrofeert (groter hart)

Question 17

Wat is het verschil tussen hyperplasie en hypertrofie?

Answer 17

bij hyperplasie neemt het weefsel toe door celdeling, bij hypertrofie door groei van de individuele cel.

Question 18

Welke 2 soorten hyperplasie zijn er en wat is het verschil?

Answer 18

• compensatie: weefselregeneratie
• hormonaal: oiv. hormonen

Question 19

Waardoor wordt hyperplasie aangestuurd?

Answer 19

hormonen

Question 20

Wat is metaplasie?

Answer 20

transformatie van het celtype (en dus de functie)

Question 21

Wat is dysplasie en wat kan een gevolg zijn hiervan?

Answer 21

De cel verandert abnormaal veel van functie, dit kan leiden tot kanker

Question 22

Wat is het verschil tuusen apoptose en necrose?

Answer 22

apoptose is zelfdoding en is zeer geregeguleerd. Necrose is celdoding door schade.

Question 23

Benoem in 4 stappen hoe apoptose plaatsvindt

Answer 23

1. cel krimpt en chromatine condenseerd.
2. membraanprotusie
3. aanmaak autofagosomen die organellen afbreken
4. de overige cel fragmenteerd en wordt opgeruimd door macrofagen

Question 24

Wat is lysis

Answer 24

de uiteenspatting van een cel (door sterke hypertrofie)

Question 25

Benoem 4 factoren die apoptose kunnen induceren

Answer 25

- mutaties - infecties - cel stress - beschadiging

Question 26

Welke 3 mechanismen kunnen celadhesie verzorgen?

Answer 26

- homofilische binding - heterofilische binding - tussen molecuul

Question 27

Leg uit hoe een cel in 3 fases herstelt van beschadiging aan het weefsel.

Answer 27

1. ontstekingsfase: ontstekingscellen proberen beschadigde cel te herstellen 2. proliferatiefase: nieuw (fibrotisch) weefsel wordt gevormd 3. stabilisatiefase: definitieve nieuwe structuur wordt gevormd.

Question 28

Leg uit hoe weefsel in 3 stappen herstelt van een myocard infarct.

Answer 28

1. ontsteking: cellen gaan kapot, immuun cellen remmen ontsteking 2. proliferatie: immuun cellen delen sterk en trekken fibroblasten aan 3. stabilisatie vd. regeneratie