Week 4.2 Flashcards

1
Q

Leg uit of gemandateerd kan worden aan ondergeschikten en niet-ondergeschikten

A

Ja, er kan gemandateerd worden aan zowel ondergeschikten als niet-ondergeschikten (art. 10:4 Awb)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe noemt men mandaat ook wel? Leg uit

A

Mandaat is ook wel een derivatieve (afgeleide) bevoegdheidsverkrijging, omdat een ander gemachtigd wordt om een bevoegdheid uit te oefenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Leg uit wat de ‘bestuurlijke beslissingsruimte’ inhoudt

A

‘Bestuurlijke beslissingsruimte’: de ruimte die de wetgever geeft aan een orgaan voor het nemen van een goede beslissing in een concreet geval. Dit kan 2 vormen: de beleidsruimte en beoordelingsruimte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Leg uit hoe je de ‘bestuurlijke beslissingsruimte’ schematisch kan weergeven

A

Schematische weergave ‘bestuurlijke beslissingsruimte’: bestuursorgaan X kan/moet Y indien Z, waarbij ‘kan/moet’ de beleidsruimte impliceert die een bestuursorgaan heeft en ‘indien’ geeft de mate van beoordelingsruimte aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Leg uit waar de ‘beleidsruimte’ op ziet

A

De ‘beleidsruimte’ ziet erop dat een bestuursorgaan zelf mag beslissen óf het een besluit met een bepaalde inhoud neemt. Dit zijn ook wel ‘kan-bepalingen’. Het genomen besluit moet wel gemotiveerd worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Leg uit wanneer er geen ‘beleidsruimte’ aanwezig is

A

Als er in een bepaling staat dat het bestuursorgaan een besluit MOET nemen, dan is er geen beleidsruimte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Leg uit hoe de ‘beleidsruimte’ door de rechter getoetst moet worden

A

De ‘beleidsruimte’ moet door de rechter terughoudend worden getoetst: een rechter toetst alleen of het bestuursorgaan in redelijkheid tot dit oordeel heeft kunnen komen, omdat de wetgever aan het bestuursorgaan keuzevrijheid heeft gegeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Leg uit waar de ‘beoordelingsruimte’ op ziet

A

De ‘beoordelingsruimte’ ziet erop dat een bestuursorgaan een zekere vrijheid heeft gekregen om vage, wettelijke criteria te beoordelen aan de hand van feiten en omstandigheden. Dit zijn ook wel ‘naar het oordeel van/naar het inzicht van’-bepalingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Leg uit hoe de ‘beoordelingsruimte’ door de rechter getoetst moet worden

A

De ‘beoordelingsruimte’ moet door de rechter worden getoetst aan de omstandigheden van het geval. Er geldt wel: hoe meer ruimte, hoe terughoudender de rechter toetst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Is de ‘beoordelingsruimte’ alleen van toepassing op objectief vage termen, subjectief vage termen of beide? Leg uit beide termen ook uit

A

1) Objectieve vage termen: termen met onzekerheid over de exacte grens, maar bepaalbaar op basis van feiten of objectieve criteria (voorbeeld: langdurig (kan worden bepaald met tijdsduur (= objectief))

2) Subjectief vage termen: termen met een normatieve of waarderingsvraag, waarbij de uitleg afhankelijk is van een beoordelende instantie (voorbeeld: redelijk (hangt af van iemands perceptie (= subjectief)

De ‘beoordelingsruimte’ is alleen van toepassing op subjectief vage termen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly