Week 4 Flashcards

1
Q

Tumor suppressor gen

A

• Tumor suppressor genen zijn de rem op de cel cyclus (tumor ontwikkeling) of stimuleren celdood (bv apoptose)
• Mutatie leidt tot verlies van functie (loss-of-function)
- Is dus recessief
• Zolang er nog een actief allel aanwezig is, worden er nog functionele eiwitten gemaakt
• Er zin dus 2 inactieve suppressor allelen (door een mutatie) nodig om kankerontwikkeling te stimuleren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Voorbeelden Tumor suppressor gen

A

Rb, P53, APC en p16

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Verschil erfelijke en sporadische tumoren

A

“Erfelijke kanker”, veroorzaakt door een genmutatie
“Sporadische kanker”, waarbij vooral schadelijke omgevingsfacoren een rol spelen met slechts een geringe invloed van erfelijke factoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Leg Knudson’s two hit model uit.

A

De meeste tumor suppressor genen vereisen dat beide allelen worden geïnactiveerd door bijvoorbeeld mutaties of epigenetische silencing, om een tumor te verkrijgen. Als beide allelen geen mutaties hebben zijn er twee hits nodig. Als 1 van de allelen al een mutatie heeft is alleen de tweede hit nodig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De vijf manieren die kunnen leiden tot Loss of heterozygosity (LOH) van tumor suppressor genen

A
  1. Mitotische recombinatie
    - Uitwisseling van 2 chromatiden. Twee mutant allelen in dochtercel (LOH)
  2. Genconversie
    - DNA polymerase hopt heen en weer tussen verschillende chromatiden> polymerase neemt misschien mutatie mee
  3. Chromosomale nondisjunctie
    > Gaat fout bij uit elkaar trekken chromatiden
  4. Deleties van deel van het chromosoom
  5. Methylatie van de promotor
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

LOH frequentie

A

LOH gebeurt met veel hogere frequentie dan toevallige mutaties en is voornamelijke betrokken bij de tweede hit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Gatekeeper genen

A

onderdrukken tumorgroei , rem op celcyclus, bevorderen apoptose
TSG

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Caretaker genen

A

Groep genen die een rol speelt bij tumorvorming zijn de genen die betrokken zijn bij
het in stand houden van de integriteit van het genoom (bv DNA repair genen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

P53

A

zorgt voor apoptose bij overmatige schade in het genoom (cel overleving)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Rb

A

Proliferatie

remt de celdeling door de voortgang van de celcyclus van de G1-fase naar de S-fase te vertragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

APC

A

APC is negatieve regulator van B-catenine (schakelt fl- catenine uit)
• komt bijna niet tot expressie in de crypten, wel na migratie
APC mutatie leidt tot stop migratie en apoptose en geeft poliepvorming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

p16

A

Proliferatie
remt de celdeling door de voortgang van de celcyclus van de G1-fase naar de S-fase te vertragen
P16 is een remmer van Cdk4 - cyclin D complexen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Dikkedarmkanker

A

Patiënten maken enorm veel poliepen die voorstadium zijn van colon kanker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

APC mutatie

A

APC mutatie leidt tot stop migratie en apoptose en geeft poliepvorming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

B-catenine

A

Als B-catenine accumuleert blijven enterocyten in stamcel staat en migreren niet uit de crypten
• Dit leidt tot wildgroei van cellen en poliepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly