Week 1.2 Flashcards

1
Q

Lymfoom

A

lymfoïde weefsel (soort knoest), B- en T-lymfocyten. Ze vormen solide tumoren welke het meest voorkomen in de lymfeknoppen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Squamous cell carcinoom

plaveilcelcarcinoom

A

uit beschermende epitheellagen van bijv. de huid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Adenocarcinoom

A

Eptiheelcellen uit klierweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Melanocyten en melanoom

A

pigmentvormende cellen huid en netvlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Teratoom

A

Volledig gedifferentieerde niet invasieve cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Incidentie

A

aantal nieuwe gevallen van kanker per jaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Carcinogenese

A

is een meerstapsproces
De wijze waarop tumoren ontstaan, groeien en uitzaaien (= metastase) die worden veroorzaakt door gen-defecten in het genoom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

somatische mutatie

A

niet in geslachtscel dus wordt niet doorgegeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

germ-line mutatie

A

in geslachtscel: wordt doorgegeven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Kanker genetische ziekte

A

het ontstaat als gevolg van pathologische veranderingen in de informatie die het DNA draagt. Kanker is anders dan de meeste genetische ziekten. Bij kanker is meestal sprake van somatische mutaties in plaats van germ-line mutaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

monoclonaliteit

A

Bij monoclonaliteit is er 1 cel die getransformeerd wordt van normaal naar kanker gedrag om de oprichter te worden van de cellen in een tumor massa.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Bewijs voor monoclonaliteit van tumoren

A

A) Antilichamen geproduceerd door myeloom cellen zijn allemaal van exact hetzelfde type
B) Een specifieke translocatie die tumorcellen van normale cellen onderscheidt is in alle tumorcellen aanwezig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Bewijs tegen monoclonaliteit van tumoren

A
  • ze lijken erg polyklonaal
  • verschil in groeisnelheid
  • tumoren zijn genetisch instabiel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Energie metabolisme van tumoren

A
  • Heel veel glucose transport
  • Veel behoefte aan ATP, maar werkt anders.
  • Neemt enorm veel glucose op, ander metabolisme.
  • Minder ATP genereren, maar wel biosynthese -> nieuwe vetzuren/aminozuren
  • Lage O2-spanning
  • PK-M2 enzym is anders dan in normale cel > kan gebruikt worden als target voor therapie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Dingen die invloed op het krijgen van kanker hebben

A

Kanker kan altijd ontstaan zelfs als je heel gezond leeft (chaos), maar er zijn ook veel omgevingsfactoren die invloed hebben en de kans op kanker vergroten. Dit zijn bijvoorbeeld: roken, alcohol, dieet en straling. Deze kunnen namelijk mutaties in het DNA aanbrengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Ames test voor mutageniciteit

A

De test wordt uitgevoerd op ratten levertjes (allerlei stoffen komen namelijk langs de lever). De ratten levertjes worden gecombineerd met potentieel carcinogeen/mutageen. Vervolgens kijken of bacterie de mutatie gekregen heeft.
Als stof mutatie kan veroorzaken -> potentieel carcinogeen.

17
Q

endoderm

A

binnenste laag van cellen in een vroeg embryo, dat als voorloper van het maagdarmkanaal en weefsels, zoals de longen en pancreas.

18
Q

Ectroderm

A

buitenste laag van cellen in een vroeg embryo dat zorgt voor de huid en het zenuwstelsel

19
Q

Mesoderm

A

Middelste laag van cellen in een vroeg embryo dat tussen de endoderm en ectroderm ligt, en is de voorloper van mesenchymale weefsels waaronder bindweefsel en het hematopoietische systeem.

20
Q

Small-cell lung carcinomas (SCLC)

A

bevatten cellen met vele eigenschappen van neurosecretorische cellen, zoals die van de neurale oorsprong in de bijnieren die zitten boven de nieren. Dit is veel te zien in tabak gebruikers.

21
Q

Cancer of unkown primary (CUP)

A

In sommige gevallen Hebben tumoren alle
weefselspecifieke, gedifferentieerde kenmerken van hun voorloper weefsels. Dit zijn dan CUPs want het is moeilijk om de plek van origen te indentificeren. Deze zijn anaplastic.

22
Q

Hepatomas

A

lever carcinoom