week 4 Flashcards

1
Q

welke signalen zorgen voor de vorming van bloedplaatjes?

A

trombopoietine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

welk signaal zorgt voor de vorming van rode bloedcellen?

A

erythropoeitine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

welk signaal zorgt voor de vorming van witte bloedcellen?

A

G-CSF

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat voor soorten enzym linked receptoren zijn er?

A

receptor tyrosine kinase (groei factor receptor) - hebben intrinsieke kinase activiteit
Non-RTK (cytokine receptor) -kinase zit vast aan de receptor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

welke enzymlinked receptor hebben bloedcellen, voor groei?

A

Receptoren voor bloedcel groei –> hebben geen intrinsieke tyrokinase activiteit
–> maar activeren JAK kinases

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat voor soorten myeeloproliferatieve neoplasieen heb je ?

A
  • Essentiele trombocytose (ET) – CALR mutatie / JAK2 mutatie/ MPL mutatie
  • Polycythaemia vera - JAK 2 mutatie
  • Myelofibrose – JAK2, MPL, CARL
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat doet eenMPL mutaie in ET en PMF

A

spontane activatie van TPO receptor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat doet een JAK2-V617F mutatie

A

zit in JH2 pseudokinase domein van JAK2 eiwit –> dat normaal voor remming zorgt –> staat hier dan altijd aan
–> Zorgt voor spontane activering van EPO en TPO receptor (signaal functie onafhankelijk van groeifactoren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

welke mutatie geeft een verslechterde prognose voor CNL en waarom?

A

CSF3R mutatie
Ook weer spontane dimeervorming –> JAK actief zonder G-CSF binding –> G-CFF onafhankelijke proliferatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

welke mutatie geeft verslechterde prognose voor AML en waarom?

A

FLT3 receptor consequenties voor signaaltransductie –> spontane dimeervorming door ITD in JM domein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is het effect van oncogene RAS mutaties ?

A

Normaal: ras is niet actief - bevat GDP - exchange factor wordt er naartoe gebracht en wordt GDP verplaats voor GTP
- RAS kan zelf hydrolyse voor inactiviteit uitvoeren, hulp via GAP voor snellere omzet

Gemuteerd: GAP kan niet meer aan RAS binden - hele langzame hydrolyse –> continue actief RAS – stimuleert de kanker aanmaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hoe werkt signaal doorgaven via fosforylatie

A

signaal zet via protein kinase ATP – ADP, fosfor zet signaal aan, protein fosfatase haalt fosfor er uit een signaal gaat uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

hoe werk signaal doorgaven via GEF en GAP

A

een signaal zorgt er voor dat GEF, GDP – GTP gaat, GTP zet aan, GAP wordt gestimuleerd en zet via hydrolyse GTP – GDP

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

hoe wordt de specificiteit van SH2 domeinen bepaald?

A

SH2 domeinen zijn voorzien van eiwitten die voor specificiteit van bindende signaal eiwit zorgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De rol van eiwitinteractie domeinen in signaaltransductie

A

bij dimerisatie is er cross activatie van JAK waardoor er fosforylering plaats vind waardoor signaal eiwit aan SH2 kan binden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat zijn de bloed kenmerken van MPN

A

colonale hoemopoetische stamcelziekten gekarakteriseerd door proliferatie in het BM van een of meerdere myeloide cellijnenstroperig
bloed
- Verhoogd Hb (normaal 10,5)
- Ht 0,6

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat zijn de klachten bij MPN

A
  • Vermoeidheid
  • Jeuk klachten, voor na water contact
  • Rood gelaat en ogen
  • Branderig gevoel handpalmen
  • Pijn over het hele lichaam
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

welke klachten zijn kenmerken voor myeolfibrose en polucythaemia vera

A
  • Vermoeidheid
  • Pruritus (na watercontact)
  • Nachtzweten
  • Bot pijn
  • Koorts
  • Gewichtsverlies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

wat zijn de mogelijk therapieën voor MPN

A
  • Plaatjes aggregatie remmer
  • Plaatjes reductie (hydroxyureum, interferon, anagrelide, 32P-therapie)
  • Myelofibrose en slechte levensverwachting  stamceltransplantatie
  • Aderlaten – bloed onttrekken uit aderen, voor verlichting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

wat doet WNT?

A

zorgt voor de specialisatie van stamcellen in de darm cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

welke cellen zijn er in het oppervlakte epitheel van de maag en wat is hun functie ?

A

Enerocyt – vet opname
Enteroedocrine cellen – secretie van hormonen
Goblet cellen – secretie van slijm

22
Q

welke cellen zijn er te vinden in de niche ?

A
  • Stam cellen
  • Paneth cellen – onderhouden de niche
    Lysosym en component WNT secretie
23
Q

hoe loopt de WNT pathway?

A

WNT pathway
Receptor ligt op oppervlak
Destruction complex – APC en beta-catenina
–> gebeurt er niks breek APC beta-catenine af –>zolang beta-catenine niet aanwezig is vind er geen proliferatie plaats

24
Q

wat is beta catenine?

A

Betrokken bij cel-cel adhesie en transcriptie regulatie

Lokalisatie: cytoplasma, membraan en kern

25
Q

wat gebeurt er bij de aanwezigheid van WNT?

A

activatie van WNT-receptor –> APC wordt geïnactiveerd –> B catenine is aanwezig –> migreert naar de kern –> bind aan TcF op het DNA –> wordt geactiveerd een gaat transcriberen –> vind proliferatie plaats

26
Q

waarom werkt WNT signaal alleen over korte afstanden?

A

eiwitten hebben een lipide groep warmeee ze aan celmembraan binden

27
Q

wat doet APC

A

wekt in het WNT cascade –> vormt complex met beta catenin en zorgt voor dat proliferatie geblokkeerd wordt

28
Q

wat is mogelijke therapie voor voorkomen can darmkanker bij mensen met FAP

A

Remming van COX-2
- Productie door tumor cellen en inflamatie
- Induceert prostaglandines E2 productie  die aanzet tot activatie van WNT signalering

29
Q

hoe kan MDS worden behandeld?

A

Op basis van classificatie
IPSS-R laag - supportive care
IPSS-R hoog - 18-65; internsieve behandeling, chemotherapie (3 behandelingen) etc
- >65; intensieve therapie, chemotherapie (2 behandelingen) – tot de 70 jaar, daarna paliatief

Tegenwoordig is de behandeling met 5-azacytidine, zeer verhoogde overleving

30
Q

wanneer is en gen aan en wanner uit?

A

aan: open chromatine
uit: gesloten chromatine

31
Q

hoe wordt een gen uitgeschakeld

A

Verdwijnt Histon acetylering
- Vind Methylering van DNA plaats
–>gen wordt uitgeschakeld

32
Q

waar vind DNA methyleren plaats en hoe gebeurt het ?

A

vind plaats op de cytosine (plaats 5)
DNA methyl transferase (DNMTs) zorgen voor methylering van DNA

33
Q

welke 2 vromen van DNA methyl transferase zijn er?

A
  • De novo methylatie: gaat nieuwe ongemethyleerde GC methyleren
  • Maintenance methylation: in volgende fase na de cel deling houd de methylering in stand
34
Q

wat zijn de 2 opties voor een cel in stres?

A

apoptose
senescence

35
Q

welke signalen zetten aan tot apoptose?

A
  • Intrinsiek –> cellulaire stress / DNA schade –> cytochrome C
  • Extrinsiek –> TNF , FASL
36
Q

wat zijn de stappen van de apoptose

A
  • Organellen krimpen en DNA condenseert
  • –> vormen apoptotische bodies (zakjes met organellen)
  • Door fagocyt opgeruimd
37
Q

welke signalen remmen en induceren apoptose?

A

remt : Bcl2
induceert: BAX

38
Q

hoe werken de signalen die aanzetten tot apoptose?

A

ze werken aan het mitochondriaal membraan, bij toename aan BAX worden er poriën gevormd –> cytochroom C komt vrij en caspase cascade wordt geinicieerd

39
Q

wat zijn celcyclus remmende eiwitten?

A

p53, p21, p16

40
Q

wat doet paracrine senescence?

A

zorgt er voor dat cellen in omgeving ook in senescence gaan

41
Q

wat doet SAPS

A

zorgen voor uitscheiding cytokinesn, groiefactoren, enzymen –> ontsteking
hierdoor worden de cellen door immuun systeem opgeruimd

42
Q

welke immuun cellen ruimen tumorcellen op?

A

CD8+ lymfocyten, macrofagen, natural killer cells

43
Q

Welke immunologische kenmerken veranderen tumor cellen tijdens Kanker immune editing?

A
  • Expresie van:
    o Cytokines
    o HLA-moleculen
    o Tumor antigenen
    o Co-stimulatoren
44
Q

wat is de kanker immuun cyclus

A
  1. Migratie van CD8+ t-lymfocyten
  2. Vrijkomen tumor antigen
  3. Presentatie tumor antigen
  4. Migratie dendritische cel
45
Q

Waar vindt presentatie van tumor antigen aan t cellen plaats?

A
  • Lymfeklier – dendritische cel pikt antigeen op en gaat naar de tumor toe
  • Tumor
46
Q

Welk signaal wekt stimulerend op een CD8+ t-cel?

A
  • HLA-Agp  tcr
  • CD
47
Q

wat is PDTX

A

o Inspuiten van biopt tumor in immunologisch verzwakte muis
o Tumor dragend dier behandelen met geneesmiddelen
o Bekijken van tumor gedrag

48
Q

wat voor soorten onderzoek zijn er in kankeronderzoek?

A

1 preklinisch onderzoeken - testen medicatie
2 tumor biologie - opbouwen algemene kennis

49
Q

waar ligt de enhancer en wat doet het?

A

voor of achter de promotor (verweg of dichtij, altijd op zelfde chromosoom, in intron
bind specifieke transcriptie factoren

50
Q

waar ligt de promoter en wat doet het ?

A

direct aan het begin van een gen, bind de algemene transcriptie factoren waardoor het RNA polymerase ll kan binder