Week 3: Lecture 5 + 6 Flashcards

1
Q

Leg de term victim-to-victim uit

A

Het idee dat mensen die mishandeld zijn, opgroeien tot ouders van kinderen met een hoog risico om door anderen mishandeld te worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoeveel procent van de mensen die mishandeld zijn, worden in hun latere leven weer mishandeld door hun partner?

Hoeveel procent hiervan hebben een kind in huis die hier getuige van zijn?

A

36%

41%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Noem 11 eisen voor het waarborgen van de kwaliteit van een onderzoek.

A
  1. Representatieve steekproef
  2. Meeste benaderde mensen moeten deelnemen en weinig uitval
  3. Mishandelde en niet mishandelde mensen in de focus generatie
  4. Zeker weten dat de vergelijkingsgroep niet mishandeld is
  5. Controleren voor variabelen die relatie kunnen verklaren
  6. Prospectieve data → data waar je mensen over tijd volgt
  7. Verschillende informanten voor meegemaakte en huidige mishandeling
  8. Zelfde exposure periode voor mishandelde en niet mishandelde groep
  9. Follow-up over lange periode
  10. Valide en betrouwbare maten voor mishandeling
  11. Duidelijke definitie van mishandeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wordt de hypothese van intergenerationele overdracht bevestigd?

A

Over algemeen werd hypothese van intergenerationele overdracht bevestigd, maar de sterkere studies waren niet eenduidig.
Daarnaast komt er een zwak tot matig effect naar voren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat houdt homotypische mishandeling in?

A

Overdracht van hetzelfde soort mishandeling van ouder op kind.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Geef een voorbeeld van homotypische generationele overdracht.

A

Emotionele mishandeling van de ouder leidt tot significant meer emotionele mishandeling van de kinderen dan het meemaken van de andere soorten van mishandeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Noem 5 mechanismen voor generationele overdracht van kindermishandeling

A
  • Sociaal leren
  • Sociale informatie verwerking
  • Psychopathologie
  • Emotie regulatie/stress
  • Onveilige/gedesorganiseerde gehechtheidsrelatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Leg intergenerationele overdracht door sociaal leren uit.

A

Je leert van je ouders hoe opvoeden moet door middel van modeling en reinforcement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Leg intergenerationele overdracht door sociale informatieverwerking uit.

A

Het idee is dat ouders door mishandeling die ze zelf hebben meegemaakt een andere manier van informatieverwerking hebben.
Wanneer kinderen steeds alert moeten zijn op de emoties van anderen wanneer ze jong zijn, kan het zorgen voor een persistente bias in hoe ze emoties verwerken wanneer ze ouder zijn. Het is dus mogelijk dat ouders de gedragingen van hun kinderen veel vaker als negatief interpreteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Leg intergenerationele overdracht door psychopathologie uit.

A

Als je je zelf niet goed voelt, heeft dit ook effect op de manier waarop je je tegenover anderen gedraagt.
Meer maternal depression is gerelateerd aan minder responsive parenting. Dit is dan ook weer positief gerelateerd aan internaliserende gedragingen van het kind.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Leg intergenerationele overdracht door emotieregulatie/stress uit.

A

Wanneer je als kind constant onder stress staat (door het toedoen van de ouder in dit geval) kan dat leiden tot een chronisch geactiveerd stresssysteem. Hierdoor kan het systeem heel erg ontregelen. De stressreacties kunnen nu heel hoog of juist laag hoog worden.
Het kan zo zijn dat er wel een hogere baseline is van het stressniveau, maar geen grotere reactiviteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Leg intergenerationele overdracht door onveilige/gedesorganiseerde gehechtheidsrelaties uit.

A

Gehechtheid is een aangeboren gedragssysteem dat gericht is op het verkrijgen en behouden van de nabijheid van één of meer specifieke beschermende verzorgers op momenten van angst, spanning, of verdriet.

De gehechtheidstheorie geeft aan dat de vroege ervaringen die je hebt gehad met je ouders leiden tot een representatie van gehechtheid met anderen. Insecure attachment leidt tot insecure parenting en dit leidt weer tot insecure attachment van het kind.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zou de cyclus van mishandeling kunnen doorbreken?

A

Sociale steun

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Leg uit wat partnergeweld is.

A

Een geheel aan gedragingen, handelingen en houdingen van één van de partners of ex-partners die erop gericht zijn de ander te controleren en te domineren. Het omvat fysieke, psychische, seksuele en economische agressie, bedreigingen of geweldplegingen die zich herhalen of kunnen herhalen en die de integriteit van de ander aantasten. Dit geweld treft niet alleen het slachtoffer, maar ook de andere familieleden, waaronder de kinderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Noem twee typen partnergeweld.

A
  • Situationeel/wederzijds partnergeweld

- Intiem terrorisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Geef de kenmerken van situationeel/wederzijds partnergeweld

A

→ Escalerende conflicten
→ Incidentele en lichtere vormen van geweld, soms extremer
→ Tijdelijk en gevolg van situatie
→ Geen sprake van structurele ongelijkheid tussen partners
→ Komt even vaak voor bij mannen als bij vrouwen, gevolgen zijn wel groter voor de vrouwen

17
Q

Geef de kenmerken van intiem terrorisme

A

→ Pleger wil macht en controle over partner
→ Controletechnieken: schreeuwen/schelden, geen empathie tonen, bang maken, jaloers/bezitterig zijn, ruzies uitlokken, de ander zich inadequaat laten voelen, contact met anderen beperken, altijd willen weten waar de ander is
→ De plegers zijn voornamelijk (maar niet altijd) mannen. De gevolgen van intiem terrorisme zijn veel ernstiger.

18
Q

Geef verklaringen en risicofactoren voor partnergeweld?

A
Feminisme/socio-cultureel perspectief
Intergenerationele overdracht
Psychologische factoren (meest proximaal):
→ Persoonlijkheids(stoornissen)
→ Psychopathologie (bv PTSS, depressie)
→ Alcohol/drugs
→ Neuropsychologische factoren
19
Q

Waar of niet: mannen zijn vaker de dader van huiselijk geweld dan vrouwen

A

Niet waar

Wederzijds geweld lijkt meer frequent voor te komen

20
Q

Wat is het verschil tussen mannen en vrouwen bij risico’s op partnergeweld?

A

Uit het onderzoek is gebleken dat bij maar 3 van de 60 risk markers verschillend waren voor mannen en vrouwen.
Je kan concluderen dat grofweg de meeste risicofactoren gelijk zijn.
De drie verschillende factoren waren: gezin van herkomst, partnerrelatie (demand/withdraw patroon) en alcoholgebruik.

21
Q

Wat is het effect van getuige zijn van partnergeweld en slachtoffer zijn van kindermishandeling op partnergeweld in het latere leven?

A

Beide tonen een significant risico om later dader te worden van partnergeweld. Dit effect was groter bij mannen dan bij vrouwen.

Beide tonen een significant risico om later slachtoffer te worden van partnergeweld. Dit effect was groter bij vrouwen dan bij mannen.

22
Q

Is partnergeweld een vorm van kindermishandeling?

A

Ja, wanneer kinderen direct of indirect getuige zijn.

23
Q

Voor welke risicofactoren is de kans op partnergeweld vergroot?

A
  • Alleenstaand ouderschap
  • Lage SES
  • Grote gezinnen
  • Werkloosheid
  • Financiële stress
  • Psychopathologie, alcohol- en drugsproblemen
24
Q

Wat zijn de gevolgen van getuige zijn van geweld tussen ouders?

A

Kinderen die huiselijk geweld hebben meegemaakt hebben meer kans op het ontwikkelen van psychosociale stoornissen dan kinderen die geen huiselijk geweld hebben meegemaakt.

De gevolgen van fysiek mishandeld worden en getuige zijn van huiselijk geweld heeft een even groot risico op negatieve ontwikkelingsuitkomsten van kinderen.

25
Q

Welke factor bij partnergeweld heeft het sterkste effect op de ontwikkeling van kinderen?

A

De frequentie van de conflicten en de conflicten waar het kind betrokken was.

26
Q

Welke van de drie factoren heeft effect op het latere leven van een kind?

  • Betrokken bij conflict
  • Schuldgevoel
  • Dreiging van conflict
A

Dreiging

Internaliserende en externaliserende problemen. De andere factoren geven alleen problemen op hetzelfde tijdstip.

27
Q

Wat is de invloed van partnergeweld op de opvoeding?

A

Volwassen ervaringen van partnergeweld stond in verband met opvoedproblemen. Dat stond dan weer in verband met de hoeveelheid sociaal-emotionele problemen bij het kind.

Ervaringen van partnergeweld bij de moeder in haar jeugd bleek niet verband met opvoedproblemen bij zelfrapportage. Bij observatie werd er wel een verband gevonden.

Er is geen direct effect tussen de ervaringen van de moeder en sociaal-emotionele problemen van het kind. Het opvoedgedrag van de ouders is dus een mediator.

28
Q

Wat is een beschermende factor voor het vertonen van externaliserend gedrag van de kinderen als gevolg van partnergeweld?

A

Sensitiviteit van de moeder

Er werd gevonden dat er geen significante verschillen waren wanneer het ging over de invloed van lage of hoge sensitiviteit van de moeder op externaliserende gedrag gezinnen waar partnergeweld laag was. In gezinnen waar partnergeweld hoog was, bleek het dat hoge sensitiviteit van de moeder zorgde voor significant minder externaliserend gedrag van het kind dan bij lage sensitiviteit.
Het bleek ook dat het partnergeweld niet van invloed is op het externaliserende gedrag van het kind wanneer de moeder sensitief is.