Week 3 HC2 Flashcards
1
Q
Wat is lever cirrose?
A
Modules omgeven door littekenweefsel
verwonding, herstel, verlittekening
noduli < 3mm micronodulair; alcohol
noduli > 3 mm macronodulair;
2
Q
Wat zijn de belangrijkste kenmerken van lever cirrose?
A
- fibrose
- destructie van vasculaire en biliare elementen
- vernieuwing
- nodule formatie
3
Q
Oorzaken lever cirrose?
A
- alcohol
- hepatitis B
- Hepatitis C
- Non alcoholic stet-hepatitis (NASH)
- drugs en roken
- biliary obstructie
- autoimmune
- idiomatisch
- haemochromatose; ijzerophoping
4
Q
Welke stadia van lever cirrose zijn er?
A
- gecompenseerde lever cirrose
> geen complicaties - gedecompenseerde lever cirrose
> icterus (geel), ascites (buikvocht ophoping), varices bloeding (spataderen bloeding), encefalopathie (ziekte hersenen)
> spontane bacteriële peritonitis (buikvliesontsteking)
> hepatocellulair carcinoom (leverkanker)
5
Q
Hoe ziet de klinische diagnose van lever cirrose eruit?
A
- asymptomatisch verleden
- fysieke symptomen;
> verlies van spieren (Sarcopenie), hepatomegalie (vergrote lever), jaundice (gele huidskleur), buikvocht (ascites), bloedvaten als spinnen (spider angioma), vergrote mild (splenomegalie), rode binnenhand (palmar erythema), mutige adem (fetor hepaticus), borstvorming - verhoogde leverfuncties
6
Q
Hoe test je encefalopathie (ziekte hersenen)?
A
flapping tremer
vragen in hand knijpen
7
Q
Waarom en hoe neem je een lever biopsie?
A
> oorzaak achterhalen
lever biopt nemen;
- door de huid heen
- vanuit de hals
- lacroscopie; open buik
- pluggen; gaatje opvullen
8
Q
Hoe bepaal je of iemand lever cirrose heeft?
A
- fibroscan
- biopt en dan met grafiek voor sensitiviteit
-Echo; ook zien welke kant t bloed op gaat;
> Heropende umbicale vein
> collaterals
> achterwaartse V. portal flow
9
Q
Welke classificaties zijn er voor de prognose?
A
- CHILD-PUGH
> ence
10
Q
Welke classificaties zijn er voor de prognose?
A
- CHILD-PUGH (ABC)
> encefalopathie
> hoeveelheid ascites
> bilirubin (geelzucht)
> albumin (synthese)
> PT (INR) (stolling) - MELD (6-40) (uit lab)
groot kans overlijden binnen 3 maanden; 40
bij 15; geslaagde niertransplantatie
> bilirubin
> INR
> Creatinine