Week 3 Flashcards

1
Q

Wat is de gemiddelde sterfteleeftijd tegenwoordig?

A

78,5

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is de levensverwachting in goed ervaren gezondheid?

A

66

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoeveel procent overlijdt in NL aan kanker, HVZ en dementie?

A

Kanker: 30%
HVZ: 22%
Dementie: 10%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de zes meest voorkomende chronische ziektes in NL?

A

Beroerte, hartziekte, diabetes,
longziekte/COPD, kanker en dementie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Curatieve overbehandeling in de laatste levensfase komt heel erg veel voor. Zo krijgt een kwart
van de stervenden op hun dag van overlijden nog preventieve medicatie. Wat zijn verklaringen hiervoor?

A

● Doen is makkelijker dan laten (geworden);
● Er kan steeds meer (innovaties);
● “Opgeven is geen optie”, teken van genegenheid (iemand niet kwijt willen);
● Het zorgsysteem is gericht op productie (het aantal verrichtingen);
● Scheiding tussen curatieve zorg (superspecialisaties) en palliatieve zorg;
● Beperkte kennis over het levenseinde en palliatieve zorg;
● Praten over het levenseinde is moeilijk en (vooralsnog) ongewoon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de begripsbepaling?

A

Om erachter te komen wat voor iemand belangrijk is, kun je gebruikmaken van begripsbepaling.
Hierbij ga je na wat iemands voorkeur/wens is, het bijpassende doel en de waarde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar heeft palliatieve zorg oog voor gedurende het beloop?

A

Gedurende het beloop van de ziekte of kwetsbaarheid heeft palliatieve zorg oog voor het behoud van autonomie, toegang tot informatie en keuzemogelijkheden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is nodig voor het goed en rustig laten verlopen van de stervensfase?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat kun je geven bij een terminaal delier?

A

Haloperidol of midazolam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke soorten dehydratie bij ouderen zijn er?

A

● Isotoon (normaal natrium):
○ Komt het meest voor in de terminale fase;
● Hypertoon (verhoogd natrium):
○ Diabetes insipidus;
○ Plotseling niet meer kunnen drinken (ileus);
● Hypotoon (verlaagd natrium):
○ Bijnierschorsinsufficiëntie;
○ Gebruik diuretica.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waarvoor is de toediening van vocht in de stervensfase wel nuttig?

A

Sufheid, misselijkheid en myoclonieën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is vaak de oorzaak van myoclonien in de palliatieve fase?

A

Verhoogde dosering morfine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

De conclusie is dat vochttoediening in de terminale fase vrijwel nooit zinvol is, tenzij er sprake is
van…

A

Hypertone dehydratie (waardoor dorst), of als iemand bij het volle bewustzijn wil blijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Kan een arts de morfine ophogen om het overlijden te versnellen?

A

Nee dit is niet juist medisch handelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke vormen van palliatieve sedatie zijn er?

A

Kortdurend of intermitterend of diep en continu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de zorgvuldigheidseisen van euthanasie?

A

Euthanasie kan uitgevoerd worden indien de arts:
1. De overtuiging heeft gekregen dat er sprake is van een vrijwillig en weloverwogen verzoek van de patiënt;
2. De overtuiging heeft gekregen dat er sprake is van uitzichtloos en ondraaglijk lijden van de patiënt;
3. De patiënt goed heeft ingelicht over de situatie waarin deze zich bevindt en diens vooruitzichten;
4. Met de patiënt tot de overtuiging is gekomen dat er voor de situatie waarin deze zich bevindt geen redelijke andere oplossing is;
5. Ten minste één andere, onafhankelijke arts heeft geraadpleegd, die de patiënt heeft gezien en schriftelijk diens oordeel heeft gegeven over de bovengenoemde zorgvuldigheidseisen;
6. De levensbeëindiging of hulp bij zelfdoding medisch zorgvuldig heeft uitgevoerd.

17
Q

Is euthanasie normaal medisch handelen?

A

Nee

18
Q

Wanneer is euthanasie mogelijk bij gevorderde dementie en een wilsonbekwame patiënt?

A

● Arts moet door uitingen en gedragingen patiënt ervan overtuigd zijn dat de patiënt dit nog steeds wil;
● Het moet gaan om de exacte situatie die in de wilsverklaring beschreven is.

19
Q

Wat is de CSF?

A

Clinical Frailty Scale (CSF)
Met de CSF kan je de kwetsbaarheid van ouderen inschatten. De CSF loopt van 1 (erg fit) tot 9 (terminaal).
De CSF kan door iedereen gebruikt worden. De geriater en internist ouderengeneeskunde maken gebruik van de CGA.

20
Q

Bij welke patiënten start je liever niet met dialyse?

A

● Comorbiditeit score: geschat hoog risico (>40%) hebben op overlijden in de eerste zes
maanden;
● Permanent verblijvend in een verpleeghuis;
● Patiënten met twee of meer onderstaande niet te starten;
○ > 75 jaar;
○ Hoge comorbiditeit score (bv Charlson Comorbidity Index >8);
○ Ernstige functionele beperking (bv Karnofsky score < 40);
○ Ernstige chronische ondervoeding en/of serum albumine < 25 g/l.

21
Q

Wat is de impact op de arts bij praten over de dood?

A

● Dichtbij laten komen;
● Emoties;
● Reflectie.

22
Q

Wat zijn complicaties van dialyse?

A

● Problemen met de vaattoegang (shunts en katheters):
○ Slechte aanvoer en afvoer door een stenose van de shunts of stolling van de katheters;
○ Door een katheter kan er ook een infectie ontstaan;
● Hypotensie tijdens dialyse, door:
○ Verminderde linkerventrikelfunctie;
○ Vaatreactiviteit;
○ Autonome neuropathie;
● Biocompatibiliteit: activatie van granulocyten, inflammatie en de stollingscascade;
● Ernstige atherosclerose.

23
Q

Hoe werkt peritoneaaldialyse?

A

Speciale vloeistof (dialysaat) stroomt in de buik/peritoneaalholte. Dit dialysaat blijft dan zo’n drie tot vier uur zitten. Deze vloeistof zit tegen het peritoneum aan en het peritoneum is dan een semipermeabel membraan: het bloed wisselt zijn afvalstoffen uit met de vloeistof via osmose.
Uremische toxinen gaan het bloed uit en de dialysevloeistof diffundeert het bloed in. Het vieze dialysaat wordt vervolgens uit de buik gebracht en een schoon zakje dialysaat wordt weer ingebracht.

24
Q

Op welk principe is peritoneaaldialyse gebaseerd?

A

Osmose

25
Q

Wat zijn complicaties van peritoneaal dialyse?

A

● Infecties:
○ Fecale peritonitis;
○ Huidpoort (rondom katheter door stafylokokken);
○ Peritonitis;
● Ultrafiltratie falen (de mogelijkheid van het buikvlies om te filteren is uitgeput) door:
○ Versnelde resorptie glucose: glucose wordt opgenomen door het lichaam, het werkt dus niet meer als filtraat;
● Scleroserende peritonitis: verbindweefseling buikvlies;
○ De sclerose kan ook naar je organen gaan.

26
Q

Wat is een conservatieve behandeling bij nierinsufficiëntie?

A

Achteruitgang nierfunctie vertragen met leefstijladviezen en dieet.

27
Q

Wat is proportionaliteit in onvrijwillige zorg?

A

De ernst en zwaarte van de onvrijwillige zorg moet in verhouding staan tot het doel van de verplichte zorg

28
Q

Wat is doelmatigheid in onvrijwillige zorg?

A

De onvrijwillige zorg moet geschikt zijn om het doel te bereiken.
Bijvoorbeeld als iemand door een psychose agressief is naar anderen en medicatie weigert. Om het gevaar dat diegene andere mensen gaan aanvallen kan dan dwangmedicatie gegeven worden;

29
Q

Wat is subsidiariteit in onvrijwillige zorg?

A

Er zijn geen andere, minder ingrijpende maatregelen mogelijk om hetzelfde doel te bereiken.

30
Q

Wat is de Patiënt Dignity Question (PDQ)?

A

De vraag: wat moet ik van u weten als persoon om u de best mogelijke zorg te verlenen? Denk hierbij aan cultuurverschillen en het gebruik van morfine bijvoorbeeld.

31
Q

Wat voor bijwerkingen heeft het geven van metformine bij ouderen met diabetes?

A

● Lactaatacidose;
● Vitamine B12 deficiëntie;
● Diarree.

32
Q

Wat hoort bij een standaard lab bij ouderen die zich niet lekker voelen?

A

● Hb;
● Glucose;
● TSH;
● Vitamine B12;
● Vitamine D;
● Foliumzuur;
● BSE;
● CRP.

33
Q

Wanneer is er sprake van ondervoeding bij een oudere?

A

Meer dan 6 kilo in 6 maanden

34
Q

Waarop wijst een verhoogd ureum met een normaal kreatinine?

A

Op een prerenale oorzaak zoals dehydratie

35
Q

Wat kunnen oorzaken zijn van neuropathie?

A

Diabetes
Vitamine b12 tekort

36
Q

Wat kan voorgeschreven worden tegen de pijn bij neuropathie?

A

Een TCA (nortriptyline)

37
Q

Wat dient tegen obstipatie bij morfine voorgeschreven te worden?

A

movicolon en bisacodyl

38
Q
A