Athena Slides 2 Flashcards

1
Q

Wat zijn 4 functies van de nieren?

A

Filtratie bloed
Productie EPO
Regulatie vocht- en ionenbalans
Regulatie zuur-base evenwicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat gebeurt er met de regulatie van vitamine D bij chronische nierinsufficiëntie?

A
  1. Cellen kapot die voor omzetting van inactief naar actief vit. D zorgen
  2. Tekort aan actief vitamine D
  3. Verminderde opname calcium uit darmen
  4. Verhoging PTH –> verhoogde calcium- en fosfaatreabsorptie uit bot
  5. Hyperfosfatemie en hypocalciëmie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe maken de nieren EPO aan?

A
  1. Aanmaak gestimuleerd bij zuurstofgebrek
  2. EPO komt via bloed in beenmerg terecht –> stimuleert volwassen worden van rode bloedcellen
  3. Rode bloedcellen bevatten hemoglobine, dat zuurstof transporteert
  4. Geen EPO = anemie (normocytair)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe wordt de pH in het lichaam gehandhaafd?

A

Chemische buffering
Uitscheiden CO2 door long
Uitscheiden niet-vluchtig zuur of base door nier
H+ excretie en HCO3- reabsorptie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Op welke manieren kan de nier H+ uitscheiden?

A

Als vrij ion
Gebonden aan HCO3-
Gebonden aan HPO4(2-)
Gebonden aan ammoniak in vorm NH4+

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat geeft een verlaagde base excess aan?

A

Metabole acidose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zie je aan de waarden van pH en HCO3- bij een metabole alkalose, en hoe wordt dit gecompenseerd?

A

pH > 7,45
Verhoogde HCO3-
Respiratoir gecompenseerd: pCO2 verhoogd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zie je aan de waarden van pH en HCO3- bij een metabole acidose, en hoe wordt dit gecompenseerd?

A

pH < 7,35
Verlaagde HCO3-
Respiratoir gecompenseerd: pCO2 verlaagd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zie je aan de waarden van pH en HCO3- bij een respiratoire alkalose, en hoe wordt dit gecompenseerd?

A

pH > 7,45
Verlaagde pCO2
Metabool gecompenseerd: HCO3- verlaagd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zie je aan de waarden van pH en HCO3- bij een respiratoire acidose, en hoe wordt dit gecompenseerd?

A

pH < 7,35
Verhoogde pCO2
Metabool gecompenseerd: HCO3- verhoogd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de formule van de aniongap?

A

Aniongap = Na - (Cl + HCO3)
Normaalwaarde: 8-12 mmol/L

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waarvoor wordt het berekenen van de aniongap gebruikt?

A

Om de oorzaak van een metabole acidose te identificeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat voor type aniongap kan je hebben bij een metabole acidose?

A

Een normale (diarree/RTA) of verhoogde aniongap (GOLDMARK)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn oorzaken van metabole acidose met een normale aniongap?

A

Diarree (verlies HCO3- via darmen, retentie Cl-)
Renale tubulaire acidose (problemen met HCO3- productie/H+ secretie in nieren)
Toediening infuus NaCl
Renaal verlies van onbekend ion

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zie je aan de waarden HCO3- en Cl- bij een metabole acidose met een normale aniongap?

A

Metabole acidose –> verlaagde HCO3-
Als HCO3- verlaagd –> verhoogd Cl- om aniongap gelijk te houden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe wordt er onderscheid gemaakt tussen de oorzaken diarree en RTA voor de normale aniongap?

A

Urine aniongap (UAG) = geeft een schatting van hoeveelheid ammonium in urine
Negatieve UAG (< 0): hoge NH4+ excretie, diarree
Positieve UAG (> 0): lage NH4+ excretie, RTA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de formule voor de urine anion gap?

A

UAG = Na + K - Cl

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is de oorzaak van een hoge aniongap?

A

Aanwezigheid van onbekende anionen in het bloed
Mogelijke oorzaken:
- Ketoacidose
- Lactaatacidose
- Uremie
- Vergiftiging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn de onbekend anionen die kunnen zorgen voor een hoge aniongap?

A

GOLDMARK
Glycolen
5-oxoproline
L-lactaat
D-lactaat
Methanol
Aspirine
Renaal falen
Ketoacidose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat zijn de 3 oorzaken van acute nierinsufficiëntie?

A

Pre-renaal: verminderde nierperfusie (daling GFR)
Renaal: parenchymale aandoeningen
Post-renaal: obstructie waarbij hoge druk nierfunctie aantast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Waar wijst een lage natriumconcentratie en hoge ureumconcentratie in urine op?

A

Pre-renale oorzaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zijn oorzaken van pre-renale nierinsufficiëntie?

A

Braken/diarree/bloeding
Sepsis, ascites
Shock

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat zijn oorzaken van renale nierinsufficiëntie?

A

Acute tubulus necrose (ATN): aminoglycosiden, jodiumhoudend contrastmiddel, cisplatin
Acute interstitiële nefritis (TIN): amoxi, cotrimoxazol, PPI, NSAID’s
Renale vasoconstrictie: NSAID, cocaïne
Acute glomerulonefritis: auto-immuun (ANCA-vasculitis, Goodpasture)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Waar duiden dysmorfe ery’s, proteïnurie en cilinders in urine sediment op?

A

Renale nierinsufficiëntie: glomerulonefritis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat zijn kenmerken van het nefrotisch syndroom?

A

Proteïnurie (> 3,5 g)
Hypoalbuminia
Dyslipidemie (hoog LDL)
Oedeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is de behandeling van nefrotisch syndroom?

A

Thiazidediuretica en zoutrestrictie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat zijn de mogelijke oorzaken van een post-renale nierinsufficiëntie?

A

Nierstenen
Prostaat-/blaascarcinoom of benigne prostaathypertrofie
Retroperitoneale carcinoommeta’s
Blaasretentie –> anticholinergica: morfinomimetica, MS, DM (neuropathie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat zijn metabole complicaties van acute nierinsufficiëntie?

A

Hyperkaliemie
Uremie
Ondervulling
Metabole acidose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat zijn oorzaken van chronische nierinsufficiëntie?

A

Aangeboren en erfelijke aandoeningen
Glomerulaire aandoeningen (SLE, polyangiitis)
Vasculaire aandoeningen (vasculitis)
Tubulo-interstitiële aandoening (TBC)
Urinewegobstructie (nierstenen, tumoren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Bij welke 3 ziektebeelden moet je bedacht zijn op chronische nierinsufficiëntie?

A

Hypertensie
Diabetes mellitus
Gebruik van NSAID’s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat zijn de behandeldoelen van chronische nierinsufficiëntie?

A

Vertragen nierfunctieverlies
Voorkomen/verminderen cardiovasculaire problemen en metabole complicaties
Behouden voedingstoestand

32
Q

Wat gebeurt er bij een klaring < 45 ml/min bij chronische nierinsufficiëntie?

A

PTH stijgt: nieren scheiden minder fosfaat uit en activeren minder vit. D –> daling calcium

33
Q

Wat gebeurt er bij een klaring < 30 ml/min bij chronische nierinsufficiëntie?

A

Hb daalt: minder EPO productie –> anemie
Kalium stijgt: nieren scheiden minder kalium uit (hyperkaliëmie)

34
Q

Wat gebeurt er bij een klaring < 20 ml/min bij chronische nierinsufficiëntie?

A

Fosfaat stijgt: nieren kunnen minder fosfaat uitscheiden (hyperfosfatemie)
Bicarbonaat daalt: minder HCO3- wordt gereabsorbeerd door nieren (metabole acidose)
Ureum stijgt: ophoping ureum
RR stijgt: stijging door natriumretentie en verhoogd extracellulair volume

35
Q

Wat gebeurt er bij een klaring < 15 ml/min bij chronische nierinsufficiëntie?

A

Gewicht stijgt of daalt
Stijgen door vochtretentie (oedeem)
Dalen door verlies spiermassa en slechte voedingstoestand

36
Q

Wat zie je bij een kalium van > 5,5, > 6,5 en > 7 op een ECG?

A

> 5,5: gestoorde repolarisatie met spitse t-toppen
6,5: paralyse van atria met brede en vlakke p-toppen
7,0: geleidingsstoornissen en bradycardie met breed QRS-complex en AV block met ventriculair escape ritme

37
Q

Wat gebeurt er met FGF23 bij chronische nierinsufficiëntie?

A

Stijging van FGF23
Productie van actieve vitamine D wordt verder verminderd
Meer fosfaatuitscheiding via nier (hyperfosfatemie)
Onderdrukking secretie PTH

38
Q

Hoe zorgt FGF23 voor een verhoogd risico op sterfte bij chronische nierinsufficiëntie?

A

Te hoog FGF23 veroorzaakt:
- Linkerventrikelhypertrofie en hartfalen
- Verkalking bloedvaten (atherosclerose) door ophoping calcium en fosfaat

39
Q

Welke elektrolytstoornissen treden vaak op bij ernstig chronische nierschade?

A

Hyperkaliëmie
Hyperfosfatemie

40
Q

Met welk onderzoek kan een post-renale oorzaak worden uitgesloten?

A

Bladderscan (echo) na mictie

41
Q

Met welk onderzoek kan je een renale nierinsufficiëntie in- of uitsluiten?

A

Urine sediment: ery’s, eiwit, cilinders

42
Q

Welk beleid bij verdenking op pre-renale oorzaak en infectie?

A

Infuustherapie/vocht toedienen
Bloedkweek
Start antibioticum
Uitsluiten blaasretentie (bladderscan, katheterisatie)

43
Q

Welk vitamine moet bij ouderen gesuppleerd worden en zeker bij dialyse patiënten?

A

Vitamine D

44
Q

Hoe kan je het nefrotisch syndroom (oedeem, normale nierfunctie) vaststellen?

A

Albumine in bloed
Eiwit in 24 uurs urine

45
Q

Hoe beïnvloeden fosfaat en FGF23 elkaar?

A

Negatieve feedback tussen fosfaat en FGF23. Hoog fosfaat stimuleert FGF23, en hoog FGF23 leidt tot daling van fosfaat.
Daling fosfaat door FGF23 is afhankelijk van normale nierfunctie

46
Q

Hoe wordt goede vaattoegang bereikt bij hemodialyse?

A

AV fistel (voorkeur vanwege lage kans op infectie en goede bloedstroom)
Loopshunt/AV graft (als fistel niet mogelijk is)
Centrale katheter (tijdelijke toegang)

47
Q

Wat zijn complicaties van hemodialyse?

A

Vaattoegang moeilijk
Hypotensie
Infecties ingang

48
Q

Hoe werkt hemodialyse?

A

Diffusie door sem-permeabel membraan van dialysator (kunstnier)

49
Q

Hoe wordt vaattoegang bereikt bij peritoneaaldialyse?

A

Peritoneale katheter in buikholte

50
Q

Hoe werkt peritoneaaldialyse?

A

Via osmose, peritoneum dient als natuurlijk filter

51
Q

Wat zijn voordelen van peritoneaaldialyse?

A

Kan thuis
Vermijden ziekenhuisbezoek
Kan beter zijn voor patiënten met resterende nierfunctie

52
Q

Wat zijn nadelen van peritoneaaldialyse?

A

Verhoogd risico op infectie
Vereist strikte naleving van hygiënische procedures
Niet geschikt voor alle patiënten

53
Q

Wat zijn de 4 verschillende behandelopties bij een steeds slechtere nierfunctie?

A

Hemodialyse
Peritoneaaldialyse
Niertransplantatie
Conservatieve behandeling

54
Q

Is de overleving beter bij hemodialyse of conservatieve therapie?

A

Patiënten met dialyse hebben langere overleving (hangt af van leeftijd en co-morbiditeit). Brengen echter wel de helft van overlevingswinst door in ziekenhuis.

55
Q

Wanneer gebruik je calciumgluconaat?

A

Bij ernstige hyperkaliëmie, vooral bij verandering op ECG

56
Q

Wanneer gebruik je salbutamol?

A

Bij milde tot matige hyperkaliëmie, verlaagt kaliumgehalte, vooral als snelle correctie niet noodzakelijk is

57
Q

Wanneer gebruik je resonium?

A

Wanneer er geen afwijkingen zijn op ECG, maar kalium wel verhoogd is

58
Q

Hoe heet de aandoening waarbij HCO3- gedaald is, pCO2 gedaald is, en er sprake is van acidose?

A

Renale tubulaire acidose
Renaal verlies van HCO3- of te weinig productie van nieuw HCO3-

59
Q

Wat zijn gevolgen van mantelzorg op de partner?

A

Sociale gevolgen
Mentale/psychische gevolgen
Lichamelijk gevolgen

60
Q

Hoe zal de uitslag van urine natrium eruit zien bij een pre-renale oorzaak?

A

Laag
- Verminderde renale perfusie –> minder doorbloeding nieren en minder filtratie
- Compensatie door bloeddruk en perfusie te herstellen –> RAAS leidt tot productie aldosteron –> reabsorptie natrium

61
Q

Welke 2 mechanismen in de nier zorgen voor regulatie van pH in bloed?

A

Reabsorptie van HCO3-
Excretie van H+

62
Q

Wat zijn contra-indicaties voor niertransplantatie?

A

Levensverwachting < 2 jaar: iemand heeft pas na 6-12 maanden overlevingsvoordeel
Actieve systemische infectie: kan leiden tot overlijden
Niet curatief behandelde maligniteit: progressief onder immunosuppressie

63
Q

Hoe werkt peritoneaaldialyse als nierfunctievervangende therapie?

A

Diffusie: klaring van afvalstoffen
Osmose: ultrafiltratie/vocht onttrekken

64
Q

Wat zijn de kenmerken van een delier volgens DSM 5?

A

Aandacht- en bewustzijnsstoornis
Acuut begin en over de dag fluctuerende ernst
Verandering in cognitie
1 of meer lichamelijke ziekten

65
Q

Wat zijn risicofactoren van een delier?

A

Hoge leeftijd
Multimorbiditeit
Eerder doorgemaakt delier
Infectie
Metabole ontregeling
Medicatie (antipsychotica, benzo’s, antidepressiva, opiaten, anticholinergica)
Urineretentie/obstipatie
Slaaptekort

66
Q

Wat voor bedside onderzoek kan gedaan worden bij verdenking op delier?

A

Glucosespiegel
Nitriettest
Zuurstofsaturatie

67
Q

Wat is het beleid bij een delier?

A

Behandel oorzakelijke factoren
Waarborg veilige omgeving (rustige omgeving, korte zinnen, vertrouwde mensen, herkenningspunten)
Z.n. medicatie

68
Q

Wanneer geef je medicatie bij een delier?

A
  1. Angst, hallucinaties, wanen
  2. Hevige motorische onrust
  3. Nachtelijke onrust en/of verstoord dag-nachtritme
  4. Om essentieel onderzoek te kunnen doen
69
Q

Wat voor medicatie kan je geven bij een delier?

A

Haloperidol (NIET bij Parkinson, Lewy Body dementie of alcoholonttrekking)
Lorazepam/midazolam

70
Q

Welke klachten kunnen bij depressie bij ouderen op de voorgrond staan?

A

Twijfelzucht
Slaapproblemen
Nihilistische wanen
Angst en onrust
Psychomotorische agitatie of remmig

71
Q

Wat zijn risicofactoren voor depressie bij ouderen?

A

Depressie in VG
Vrouwelijk geslacht
Eenzaamheid
Lichamelijke ziekten
Functionele beperking
Cognitieve stoornissen

72
Q

Wat is de behandeling bij depressie?

A

Dagplanning, activititeiten, CGT
SSRI, TCA

73
Q

Welke kenmerken/symptomen komen vaak voor bij dementie?

A

Stoornis in geheugen
Afasie
Apraxie
Agnosie
Problemen met planning en overzicht
Taalbegrip, abstract denken

74
Q

Wat zijn specifieke lichamelijke problemen bij dementie in de late fase?

A

Epilepsie
Myocloniën
Problemen inname vocht en voeding (apraxie)
Tonusproblemen: rigiditeit, grijpreflex

75
Q

Voor wie geld Wet Zorg en Dwang?

A

Onvrijwillige zorg of opname bij mensen met verstandelijke beperking of psychogeriatrische aandoening

76
Q

Waar staan subsidiariteit, proportionaliteit en doelmatigheid voor?

A

Subsidiariteit = minst ingrijpende maatregel wordt ingezet
Proportionaliteit = maatregel staat in verhouding tot doel
Doelmatigheid = middel moet beoogde doel bereiken

77
Q

Wanneer is er sprake van ernstig nadeel in Wzd?

A

Levensgevaar, ernstig letsel
Veiligheid van cliënt wordt bedreigd
Gedrag is zo hinderlijk dat het agressie oproept van anderen
Algemene vrijheid van personen of goederen is in gevaar