Tentamens Flashcards

1
Q

Wat zijn de vier dimensies in palliatieve zorg?

A

Fysiek
Psychisch
Sociaal
Spiritueel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat kun je patiënten met COPD voor therapie aangeven als er geen sprake is van exacerbatie en de medicatie niet helpt tegen de dyspnoe?

A

Starten opioiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat wordt bedoeld met de surprise question?

A

“zou het mij verbazen als deze patiënt binnen een termijn van 6 maanden zou overlijden?”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Een mevrouw van 86 woont sinds kort in een kleinschalige voorziening. Ze woont daar samen met vier andere cliënten. Ze heeft dementie. Ze
heeft het goed naar haar zin en is gedurende de dag goed aanspreekbaar. Het douchen verloopt echter niet soepel. Mevrouw verkrampt en
toont duidelijk verzet: ze gaat schreeuwen, slaan en schoppen. Het personeel besluit op dat moment wel om haar te douchen. Daarbij wordt ze
ook vastgehouden door een medewerker.

Welke vorm van onvrijwillige zorg wordt ingezet?

A

Beperking in de vrijheid het eigen leven in te richten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat betekent subsidiariteit in onvrijwillige zorg?

A

Er zijn géén andere, minder ingrijpende maatregelen mogelijk om hetzelfde doel te bereiken.
De verplichte zorg moet dus bestaan uit de lichtste maatregelen waarmee het doel van de verplichte zorg bereikt kan worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke rollen kan de specialist ouderengeneeskunde vervullen volgens de Wet zorg en dwang?

A

WZD-functionaris
Behandelaar
Externe deskundige
Zorgverantwoordelijke

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Noem twee redenen waarom het een meerwaarde heeft voor de echtgenote, om de syndroomdiagnose dementie gesteld te krijgen bij haar
man.

A
  1. Het stellen van de diagnose dementie is een opstap naar passende zorg en soms om deze zorg gefinancieerd te krijgen. Zoals inzet van thuiszorg die met
    name in de ochtend kan ondersteunen bij wassen en aankleden van meneer of het opstarten van dagopvang. Beide ter ontlasting van echtgenote.
  2. Meer begrip voor hem als zij begrijpt waar bepaalde gedraging of vragen uit voortkomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn twee redenen om niet te starten met sonde voeding bij een afwerende patiënt met dementie?

A

Geen effect van sonde voeding bij vergevorderde dementie
Risico op negatieve effecten bij afwerend gedrag
- plaatsen lastig
- risico op zelf verwijderen –> aspiratie pneumonie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waardoor kan het dat er zowel hypercalciemie als verhoogd PTH bestaat bij nierinsufficiëntie?

A

Als het niet lukt PTH te onderdrukken bij hypercalciëmie, past dat bij een primaire hyperparathyreoidie, of een hypercalciëmie door een andere oorzaak, waarbij het PTH niet onderdrukt kan worden door het nierfalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Een 55-jarige patiënt komt op het spreekuur in verband met langzaam progressieve, chronische nierschade. De bloeddruk is 150/95 mmHg, in
het plasma is het hemoglobine 7.0 mmol/l (ref 8.5 – 11 mol/L), kalium 4.3 mmol/l (ref 8.5 – 11 mol/L), fosfaat 1.40 mmol/l (ref 1.2 – 1.6
mmol/L), de eGFR 40 ml/min.1.73 m2, de albuminurie 35 mg/mmol creatinine. De verwachting is dat hij langdurig onder behandeling moet blijven.

Welke behandeling kan het beste als eerst worden ingezet?

A

Bloeddrukverlaging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Een 70-jarige vrouw met hypertensie en diabetes komt op de nierfalenpoli omdat haar nierfunctie de laatste jaren steeds verder achteruit gaat.
Momenteel bedraagt haar eGFR 17 ml/min. U gaat het gesprek aan over de verschillende behandelingen die mogelijk zijn als de nierfunctie
verder achteruitgaat.

Welke vier behandelopties moet je bespreken?

Welke metabole complicaties kun je verwachten?

A
  1. Hemodialyse
  2. Peritoneaaldialyse
  3. Niertransplantatie
  4. Conservatieve therapie

anemie, metabole acidose, hyperfosfatemie, hypocalciemie, secundaire hyperparathyreodie, hyperkaliemie, uremie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Naar welke aspecten moet worden gekeken binnen een farmacotherapeutische analyse volgens de richtlijn polyfarmacie bij ouderen?

A

Onder- of overbehandeling;
Effectiviteit van de medicatie;
(onacceptabele) bijwerkingen;
contra-indicaties en interacties;
onjuiste doseringen (in het bijzonder bij een sterk verminderde nierfunctie);
problemen met gebruik van geneesmiddelen (signalen van verminderde therapietrouw)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is oxybutinine? Wat is een belangrijke bijwerking? Bij welke patiënten liever niet voorschrijven?

A

Urologisch spasmolyticum. Obstipatie als bijwerking. Ouderen met cognitieve achteruitgang.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Een man van 82 jaar heeft de huisarts gevraagd om een huisbezoek. Hij merkt dat hij achteruitgaat. Hij was altijd actief, liep iedere dag een
blokje om, ging wekelijks biljarten en deed samen met zijn vrouw de boodschappen in de winkel om de hoek. De laatste tijd merkt hij dat hij
nauwelijks uit de stoel op kan staan en heeft hij moeite met zichzelf te douchen en aan te kleden. Bij navragen heeft hij door de lockdown zijn
activiteiten beëindigd. Zijn kinderen doen de boodschappen en hij komt eigenlijk alleen buiten als het niet anders kan.

Leg uit wat er met patiënt aan de hand kan zijn.
Hoe kan dit vastgesteld worden en wat kan gedaan worden om zijn situatie te verbeteren?

A

Sarcopenie. Handknijpkracht is een test. Te bestrijden middels intensieve krachttraining en eiwitrijke voeding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de formule voor de aniongap?

A

Aniongap=[Na+]−([Cl−]+[HCO3−])

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waardoor krijg je een heel laag bicarbonaat bij een diabetische ketoacidose?

A

Door de overmatige productie van H+ verbruik je bicarbonaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Er blijkt ook sprake te zijn van een urineweginfectie. De oorzaken voor de incontinentie bij deze patiënt zijn multifactorieel. Ook de behandeling
bestaat daarom uit meerdere componenten.
Zet de stappen in de behandeling in de juiste volgorde:

A
  1. Antibiotica
  2. Fysiotherapie voor training kracht en mobilteit
  3. Blaastraining
  4. Bekkenbodemtherapie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke kenmerken kunnen gebruikt worden bij het herkennen van een patiënt zonder prognostische modellen met een korte levensverwachting
(korter dan een jaar)?

A

-frequente heropnames voor hartfalen met exacerbaties
-persisterende symptomen ondanks optimale behandeling
-significant gewichtsverlies
-afhankelijkheid bij activiteiten van het dagelijks leven (ADL)
-ernstige comorbiditeit
-negatief antwoord op de surprise question: Zou het mij verbazen als deze patiënt binnen 12 maanden overlijdt?
-geen mogelijkheden voor harttransplantatie of LVAD of de patiënt wijst dit af

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is het aangewezen beleid om reutelen te verminderen?

A

Zijligging
Scopolminebutyl

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat zijn belangrijke signalen van een naderende dood?

A

Belangrijke signalen van de naderende dood zijn:
- niet of nauwelijks meer eten en drinken
- ernstige vermoeidheid en verzwakking leidend tot volledige bedlegerigheid (Karnofsky
- Performance Status ≤ 30)
- verminderde urineproductie
- snelle, zwakke pols
-koud aanvoelende, soms cyanotische extremiteiten,
- lijkvlekken
- spitse neus (de huid over neus en jukbeenderen verstrakt)
-mverminderd bewustzijn, vaak tot uiteindelijk volledig verlies van bewustzijn enkele uren voor het overlijden
- toenemende desoriëntatie, soms gepaard gaand met hallucinaties en terminale onrust (‘terminal restlessness’ = terminaal delier)
- hoorbare, reutelende ademhaling
- onregelmatige ademhaling kort voor overlijden (Cheyne-Stokes-ademhaling)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Mevrouw Politiek is een 89-jarige weduwe bij wie 3 jaar geleden de diagnose vasculaire dementie is gesteld. Ze woont zelfstandig in een ruim
huis aan de Vinkeveense plassen. Ze heeft 1 betrokken dochter, die met haar gezin in Amsterdam woont (circa 20 minuten rijafstand van haar
moeder). Met de inzet van eenmaal daags thuiszorg, een vaste vrijwilliger, eenmaal per week huishoudelijke hulp en minimaal tweemaal per
week bezoek van dochter blijft het thuis wonen nog prettig en veilig. De laatste weken speelt echter het probleem dat mevrouw overdag buiten
gaat lopen. Zij heeft dan onvoldoende kleding aan die haar tegen de kou beschermd, loopt zeer dicht bij de waterkant en kan vaak haar huis niet
meer terugvinden.
De dochter heeft steeds meer moeite met de situatie. Ze piekert veel, heeft de neiging om vaker naar haar toe te gaan, ondanks dat haar gezin
en haar baan ook de nodigde tijd en aandacht vragen. Ze vraagt eerder dan gebruikelijk een gesprek aan met de casemanager dementie om de
situatie te bespreken.

Noem drie onderwerpen die de casemanager zal willen bespreken, in het kader van de zorgdiagnostiek bij de situatie van mevrouw Politiek.

A
  • Behoefte aan uitbreiden praktische zorg (thuiszorg, huishoudelijke hulp)
  • Behoefte aan hulpmiddelen zoals GPS systeem (ivm dwalen)
  • Nader uitvragen van draagkracht/draaglast mantelzorger (gezien de combinatie van taken nl mantelzorger, gezin en baan)
  • Nagaan veiligheid in de thuissituatie (ivm dwalen in de kou nabij het water)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Noem twee behandelopties om verdere progressie van de contracturen te vertragen.

A

Mobiliteitstraining door fysiotherapie
Hulpmiddelen als spalken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Benoem twee gevolgen van contracturen.

A

Pijn en huidletsel
Toenemende immobiliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat kunnen uitingen zijn van pijn bij patiënten met cognitieve problemen die niet meer verbaal duidelijk kunnen maken dat ze pijn
hebben?

A

kreunen, grimassen, het versterken van de rimpels in het voorhoofd, het vasthouden van een ledemaat, agitatie, het zich verbijten of een verdrietige blik,
kenmerken van een delier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Hoe is de pijnbeleving bij patiënten met vasculaire dementie ten opzichte van patiënten zonder hersenziekte?

A

Toename pijnbeleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Beschrijf hoe in het algemeen fosfaat en het FGF23 elkaar beïnvloeden. Wat kan een verhoogds fosfaat verklaren?

A

Negatieve feedback tussen fosfaat en FGF23. Hoog fosfaat stimuleert FGF23 en een hoog FGF23 zorgt voor daling fosfaat.

Het lukt niet om het fosfaat te laten dalen. Fosfaatdaling door FGF23 is afhankelijk van een normale nierfunctie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Welk type incontinentie kan ontstaan ten gevolge van het gebruik van antipsychotica?

A

Overloopincontinentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat zijn symptomen van een retentieblaas?

A

pijn in de onderbuik
voortdurend aflopen van een klein beetje urine
gevoel niet te kunnen plassen
Tumor in de onderbuik (dat zal ze waarschijnlijk niet zelf noemen))
acute verwardheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat kun je deze patiënt vertellen over de overleving en het aantal doorgebrachte dagen in het ziekenhuis als je hemodialyse vergelijkt met
conservatieve therapie?

A

Patiënten die starten met dialyse hebben een langere overleving dan patiënten die kiezen voor conservatieve therapie. De overleving hangt af van de co-morbiditeit en de leeftijd. Mensen die voor hemodialyse kiezen, brengen echter de helft van de winst in overleving door in het ziekenhuis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat zijn drie opties voor vaattoegang voor dialyse?

A
  1. Een nieuwe arterioveneuze fistel
  2. Een loopshunt (graft)
  3. Dialyse over een centraal veneuze lijn (getunneld of ongetunneld)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Waarom moet je een hyperfosfatemie behandelen?

A

Vanwege secundaire of teriaire hyperparathyreoïdie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Waar kan polyfarmacie toe leiden?

A

(meer) bijwerkingen
(meer) interacties
onderbehandeling
overbehandeling
therapie(on)trouw
(onnodige) ziekenhuisopname
(onnodige) kosten, bv. eigen bijdrage geneesmiddelen of verbruik eigen risico

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

acetylsalicylzuur
hydrochloorthiazide
lisinopril
metoprolol
paroxetine
temazepam

Welke drie kunne leiden tot elektrolyt-/nierfunctiestoornissen?

A

Hydrochloorthiazide
Lisinopril
Paroxetine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Welke NSAID is gecontra-indiceerd bij hartfalen?

A

Diclofenac

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat voor middel is paroxetine?

A

SSRI

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Noem drie bloeddrukregulatie (hypotensie) stoornissen die vooral bij oudere patiënten kunnen optreden en leg uit wat er gebeurt bij deze stoornissen.

A
  • orthostatische hypotensie: systolische bloeddrukdaling van 20 mmHg of meer binnen enkele minuten na overeind komen.
  • Postprandiale hypotensie: systolische bloeddrukdaling van 20 mmHg of meer binnen 1,5 uur na maaltijd.
  • sinus caroticus syndroom: hypersensitiviteit sinus caroticus, waardoor bloeddrukdaling bij situaties als hoofd draaien, scheren en dragen strakke boord.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Wat is een renale tubulaire acidose?

A

Metabole acidose met te weinig bicarbonaat door te veel verlies van bicarbonaat of te weinig aanmaak door de nieren. (kan voorkomen bij Sjögren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wat is cetirizine? Heeft het valrisico? Wat voor effect op valsrisico?

A

Antihistaminicum
Geeft spierverslapping en invloed op reactievermogen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Welke factoren vergroten in het algemeen de kans op gezond ouder worden?

A

Bewegen, genetische factoren, voldoende groente en fruit, positieve instelling, niet roken, weinig alcohol, geen overgewicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

noem drie oorzaken van hypercalciëmie

A

Secundaire/tertiaire hyperparathyreoidie
Multipel myeloom (ziekte van Kahler)
Botmetastasen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Op welke wijze kan nierinsufficiëntie leiden tot een ulcus?

A

Versnelde atherosclerose kan leiden tot perifeer vaatlijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Wat zijn de DSM-criteria voor een delier?

A
  1. Bewustzijnsstoornis met verminderd vermogen om de aandacht te richten, vast te houden of te verplaatsen.
  2. Een verandering in de cognitieve functie (zoals geheugenstoornis, desoriëntatie, taalstoornis) of de ontwikkeling van een waarnemingsstoornis
    die niet eerder is toe te schrijven aan een reeds aanwezige, vastgestelde of zich ontwikkelende dementie.
  3. De stoornis ontwikkelt zich in korte tijd en neigt ertoe in het verloop van de dag te fluctueren.
  4. Er zijn aanwijzingen vanuit anamnese, lichamelijk onderzoek of laboratoriumuitslagen, dat de stoornis veroorzaakt is door een somatische aandoening.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Je ziet een patiënte van 53 jaar met een langzaam progressieve nierinsufficiëntie regelmatig op de polikliniek. Nu haar klaring onder de 25ml/min
is gedaald heeft zij ook klachten gekregen.

Welke klachten verwacht je bij deze patiënt?

A

Misselijkheid + maagklachten (uremische toxinen); vermoeidheid (anemie); hyperventilatie (bij metabole acidose); jeuk (uremische toxinen;hyperfosfatemie).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Bij ernstig nierfalen treedt hyperfosfatemie op, terwijl het PTH verhoogd is. PTH geeft normaal gesproken fosfaturie (uitplassen van fosfaat).
Waarom is het fosfaat bij ernstig nierfalen dan toch verhoogd?

A

(1) Verminderde GFR dus verminderde klaring van fosfaat;
(2) verminderde gevoeligheid van tubuluscellen voor PTH waardoor fosfaat niet goed
wordt uitgescheiden in de urine;
(3) enorm fosfaataanbod uit het bot.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Noem dieetadviezen die patiënten met ernstige nierschade vaak krijgen.

A

frequente maaltijden met een grote energiedichtheid, eiwitbeperking
suppletie vitaminen en mineralen, zoutbeperking, beperken anorganisch fosfaat en dierlijk eiwit

46
Q

Bij wie wordt een medicatiereview gedaan?

A
47
Q

Wat voor effect heeft lisinopril naast het antihypertensieve effect nog meer?

A

Een nefroprotectief effect bij een verminderde nierfunctie en diabetes mellitus. Een cardioprotectieve functie bij een eerder doorgemaakt myocardinfarct.

48
Q

Bovenop de angst en neerslachtigheid is mevrouw de laatste dagen ook acuut verwarder. U stelt de diagnose delier. U sluit een infectie uit en
denkt aan een medicamenteuze oorzaak.
Vraag 6
(1 punt)
Welke geneesmiddel geeft de grootste kans op het ontwikkelen van een delier?
A
metoprolol
B
solifenacine
C
simvastatine
D
oxazepam

A

Solifenacine –> anticholinerg

49
Q

Noem kenmerken die bij COPD-patiënten kunnen wijzen op korte levensverwachting.

A
50
Q

Welk onderzoek kan het best ingezet worden om een eventuele postrenale oorzaak van de nierinsufficiëntie aan te tonen?

A

Bladderscan
Echo nieren/urinewegen

50
Q

waarom hoeft een patiënt met COPD niet bang te zijn om te stikken op het sterfbed?

A

COPD patiënten stikken niet, door koolzuurstapeling zal de patiënt suffer worden en minder benauwdheid ervaren.

51
Q

Wat zal de uitslag van het urine natrium zijn als er sprake is van een pre-renale oorzaak?

A

Natrium zal laag zijn. Door weinig vocht zullen de nieren meer natrium en water reabsorberen.

52
Q

Hoe zal het urinesediment en de urinescreening er uit zien als er sprake is van een glomerulonefritis?

A

Eiwit en erytrocyten

53
Q

Welke ziektebeelden passen bij een nierinsufficiëntie en infiltraten op de X-thorax?

A

Vasculitis/GPA/Wegener
Goodpasture

54
Q

Noem drie eisen van palliatieve zorg

A
  1. Existentieel lijden en refractair symptoom: patiënt lijdt aan één of meerdere symptomen die ondanks behandeling niet te bestrijden zijn
  2. Patiënt moet in terminale fase zijn (levensduur <2 weken)
  3. Patiënt stemt er zelf mee in
55
Q

Je ziet een patiënt met dyspnoe op de eerste hulp. Een bloedgas laat een verlaagd bicarbonaat zien en een verlaagd CO2. De pH is normaal.

Wat is hier aan de hand?

A

Nierinsufficiëntie

56
Q

Hoe kun je onderscheid maken tussen een acute en een chronische nierinsufficiëntie?

A

Echo van de nieren. Dan beoordelen op grootte. Chronisch zijn vaak kleiner. Acuut kunnen groter zijn.

57
Q

Welk middel is gecontra-indiceerd bij iemand met Parkinson en een delier?

A

Haloperidol

58
Q

Hoe kan furosemide zorgen voor een mindere nierfunctie?

A

Dehydratie met daarbij een pre-renale nierinsufficiëntie

59
Q

Hoe wordt metformine geklaard?

A

Renaal

60
Q

Lipofiele stoffen hebben bij ouderen, in vergelijk tot jongeren, vaak een…

A

Groter verdelingsvolume

61
Q

Wat is belangrijk om te weten over ouderen met een nierinsufficiëntie en AB bij een UWI?

A

AB bij een UWI wordt in dit geval afgeraden. Je verwacht hoge serumspiegels, lage urinespiegels en een verminderde werkzaamheid van het antibioticum.

62
Q

Welke medicamenteuze mogelijkheden zijn geïndiceerd als initiële behandeling (eerste 3 dagen) bij veneuze trombo embolieën.

A

Vitamine K antagonisten met LMWH
DOAC
LMWH monotherapie

63
Q

Noem de belangrijke ingrediënten van een revalidatie van hartfalen?

A

Oefentherapie met fysiotherapeut

64
Q

Noem drie belangrijke adviezen ten aanzien van vocht en voeding bij patiënten met chronisch hartfalen

A

Eiwitrijk dieet, lichte natriumbeperking, vochtintake niet meer dan 1,5-2 liter.

65
Q

Geef argumenten om af te zien van kunstmatige toediening van vocht bij een terminale bedlegerige patiënt

A

In deze fase is er geen relatie meer tussen de mate van hydratie en het dorstgevoel / toediening van vocht doet over het algemeen het gevoel
van dorst niet afnemen.

Toediening van vocht kan de decompensatie en daarmee de benauwdheid doen toenemen

Toediening van vocht heeft geen invloed op de levensverwachting in deze fase

iv infuus kan als belastend ervaren worden

Meer kans op reutelen

65
Q

Noem de mogelijke oorzaken voor de achteruitgang van het eten en drinken bij patiënten met dementie.

A

Apraxie
Eetlust vermindering
Weigeren van eten en drinken
Slikproblemen

66
Q

Leg een mogelijk voordeel uit van peritoneale dialyse ten opzichte van hemodialyse bij patiënten met hartfalen die niet/weinig meer plassen.

A

Bij hemodialyse moet in 4 uur het overtollige vocht worden verwijderd (ultrafiltratie). Dit kan bij patienten met hartfalen leiden tot ernstige
bloeddrukdalingen. Met peritoneaaldialyse kan over een veel langere periode per dag geleidelijk vocht worden onttrokken.

67
Q

In de handreiking “Tijdig spreken over het levenseinde, KNMG 2017” wordt onder andere besproken wat lastige onderwerpen zijn in de laatste
levensfase om te bespreken.
Noem drie van dit soort onderwerpen die in het onderdeel “Waar zien artsen het meest tegenop?” benoemd worden.

A

-de boodschap brengen
-heftige emoties
-niets meer te bieden hebben

68
Q

Is het levenseinde bespoedigen door niet meer te eten en te drinken zelfmoord? En wat is de rol van de arts hierin?

A

Nee, dit is geen zelfmoord. Het is de plicht van de arts om de patiënt hierin te begeleiden.

69
Q

Wat is een inbewaringstelling?

A

Een inbewaringstelling op grond van de Wet zorg en dwang is een verplichte opname in een spoedsituatie. Er is dan geen tijd om de procedure van een rechterlijke machtiging af te wachten.

70
Q
A
71
Q

Waarvoor wordt de urine-anion gap gebruikt?

A

De zuuruitscheiding van de nier

72
Q

Welke twee mechanismen in de nier zorgen voor regulatie van de zuurgraad (pH) van het bloed?

A

Renale reabsorptie/productie van bicarbonaat (HC03-); renale H+ excretie (in de vorm van natriumchloride/NH4Cl)

73
Q

Je wilt ook een ‘renale’ oorzaak van de nierinsufficiëntie uitsluiten.
Noem een eenvoudig onderzoek (waarvan de uitslag snel bekend is) om dat meer of minder waarschijnlijk te maken.

A

Urinesediment

74
Q

Noem drie belangrijke metabole oorzaken bij nierinsufficiëntie die een delier kunnen onderhouden.

A

Metabole acidose
Uremie
Anemie

75
Q

Wanneer doe je wel een medicamenteuze behandeling bij een delier?

A

Medicamenteuze behandeling van het delier is alleen geïndiceerd bij ernstig lijden obv het delier of als patient door het delier een gevaar voor zichzelf is of voor anderen en/of het delier de behandeling in de weg staat.

76
Q

Een 82-jarige patiënt dialyseert al sinds 9 jaar. Zijn primaire nierziekte is ADPKD; de cystenieren zijn enorm en zitten hem in de weg. Hij is ADL
zelfstandig. Wel is zijn loopfunctie de laatste maanden geleidelijk steeds wat minder geworden, waardoor hij nu met een rolstoel van de dialyse
naar de uitgang van het ziekenhuis gebracht moet worden. Hij is recent verhuisd naar een aanleunwoning. Momenteel zit er een wond op zijn voet
die maar moeilijk geneest. Bij het multidisciplinaire overleg zegt de diëtiste dat ze zich zorgen maakt over sarcopenie.

Wat zijn mogelijke oorzaken voor ondervoeding bij deze patiënt?

A

Chronische inflammatie bij dialyse en wond
Verminderde eetlust
Verlies van voedingsstoffen bij dialyse
Verminderde eetlust bij maag/darmcompressie bij van cystenieren
Verandering in leefomstandigheden

77
Q

Wat voor voedingsadvies bij sarcopenie?

A

Verhoogde eiwit intake
>3 kleinere maaltijden

78
Q

welke behandeling is geindiceerd bij paratonie?

A

Vermijden van uitlokkende prikkels

79
Q

Wat is de Romberg test?

A

De Romberg test, of de proef van Romberg, is een balanstest die in de neurologie en de keel-, neus- en oorheelkunde wordt gebruikt om evenwichts- en bewegingsstoornissen (ataxie) vast te stellen.

80
Q

U overweegt een lithium geïnduceerde nefrogene diabetes insipidus.
Wat verwacht u van de serum ADH concentratie en urine-osmolaliteit.

A

ADH normaal, urine osmolaliteit laag

81
Q

Wat zijn de twee meest waarschijnlijke oorzaken van de daling van zijn nierfunctie?

A

Contrastnefropathie in combinatie met ACE-remmers. Nieren van patiënten met diabetische nefropathie zijn extra gevoelig hiervoor.
Acute tubulusnecrose.

82
Q

Welke aandoeningen in de VG verhogen het valrisico?

A

Ritmestoornissen
Aortaklepstenose
Gonartrose
Urine incontinentie
Cataract
Depressie

82
Q

Welke medicatie moet worden aangepast?

A

LMWH wegens bloedingsrisico. Heparine wordt renaal geklaard.

83
Q

Welk van onderstaande medicamenten kan stapelen bij een slechte nierfunctie?
A
atenolol
B
furosemide
C
nifedipine

A

A
atenolol

84
Q

Van welke basisprincipe(s) wordt gebruik gemaakt bij peritoneale dialyse?

A

Diffusie en osmose

85
Q

Wat zijn oorzaken van de terminale onrust?

A

Stapeling morfine
Vol rectum
Urineretentie
Dyspneu bij overvulling
Delier

86
Q

Welke waarden bij terminaal nierfalen?

A
87
Q

Via welke mechanismen kunnen oxybutine en amitryptiline urineretentie veroozaken?

A

Beide hebben remmen de parasympathicus (anticholinerg) wat zal leiden tot hypotonie van de m. detrusor waardoor de mictie geremd wordt.

88
Q

Wat zijn farmacokinetische veranderingen die optreden bij ouderen?

A

Absorptie: pH maag stijgt en de maag/darmpassagesnelheid neemt af (HIV-medicatie)
Metabolisme: afname metabole activiteit lever (propanolol & morfine)
Distributie: toename vetpercentage (lithium en digoxine)
Excretie: afname nierfunctie (metformine, nsaid, nitrofurantoïne)

89
Q

Wat zijn de criteria van een nefrotisch syndroom?

A

Oedeem
Hypoalbuminemie
Proteïnurie van 3-3.5 gram/24 uur
Dyslipidemie

90
Q

Welke antistof bepaal je?

A

Gezien de VG met mammacarcinoom bepaald je anti-fosfolipase A2 receptor antistoffen

91
Q

Een differentiaaldiagnose bij (pitting) oedeem is hartfalen (rechts decompensatio cordis).
Bij hartfalen zie je in de regel ten aanzien van de bloeddruk, CVD en serum albumine:

A

Lage bloeddruk
Verhoogde CVD
Normaal serum albumine

92
Q

Waarom zal een aanpassing in de bril bij een oudere patiënt niet helpen?

A

Visusafwijkingen boven de 70 jaar zijn toe te scrhijven aan oogafwijkingen en niet aan refractieafwijkingen.

93
Q

Welke risicofactoren voor depressie zijn aanwezig?

A

Angina pectoris
Gebruik metoprolol

94
Q

Wat is de trias van normal pressure hydrocephalus

A

Loopproblemen
Urine-incontinentie
Geheugenklachten

95
Q

Voor het stellen van de diagnose dementie moeten er naast stoornissen in het geheugen (korte- en langetermijn en oriëntatie) ook andere cognitieve stoornissen aanwezig zijn. Noem er vier en geef bij elke stoornis een korte uitleg of een voorbeeld.

A
  • Afasie: stoornis in het spreken
  • Apraxie: stoornis in het uitvoeren van handelingen
  • Agnosie: het niet meer herkennen van zintuigelijke waarnemingen. de herkenning van bijvoorbeeld personen, voorwerpen en geuren is gestoord
  • Problemen met planning en overzicht,
  • Taalbegrip, abstract denken: het niet meer begrijpen van spreekwoorden, niet meer kunnen rekenen of niet meer met geld kunnen omgaan.
  • Veranderd gedrag: veranderingen in gedrag tov vroeger, als ontremming, apathie, dwangmatigheid, hyperoraliteit
96
Q

Patiënte vraagt zich af of het slechte slapen niet veroorzaakt kan worden door haar medicatie. Ze gebruikt de volgende medicijnen:
-prednison 20 mg 1dd (corticosteroid)
-lisinopril 10 mg 1dd (ACE-remmer)
-digoxine 0.125 mg 1dd (hartglycoside)
-amlodipine 5 mg 1dd (calciumantagonist)
Vraag 2
Welk medicijn zal het meest waarschijnlijk bijdragen aan de slaapstoornis van patiënte?

A

-prednison 20 mg 1dd (corticosteroid)

97
Q

Hoe kan het beloop van hartfalen het best omschreven worden?

A

Geleidelijke achteruitgang met intermitterende verslechtering

98
Q

Noem twee klachten van geluidshinder, naast minder horen, die patiënten met presbyacusis ervaren.

A

Extra inspanning, recruitment (verhoogde gevoeligheid voor harde geluiden), verslechtering van de signaal-ruisverhouding, verminderd discriminatievermogen

99
Q
A

Deelvraag één: Renale tubulaire acidose.
Deelvraag twee: Er is renaal verlies van bicarbonaat of er is te weinig productie van nieuw bicarbonaat door de nier (een van beide onderdelen telt al als 1
punt)

100
Q

Wat zijn drie redenen dat iemand een geriatrische patiënt is

A

Multimorbiditeit
Polyfarmacie
Atypische ziektepresentatie

101
Q

Welk soort geheugenverlies wordt ook bij een depressie gezien?

A

Problemen met de inprenting en/of het ophalen van informatie (door concentratieproblemen)

102
Q

Noem vier emoties die regelmatig bij de mantelzorgers van patiënten met dementie voorkomen.

A

Ontkenning
Verdriet
Schuldgevoel
Angst
Jaloezie
Boosheid/agressie

103
Q

In de late fase van dementie ontstaat er dysfunctie van het neuromotorsysteem. Welke symptomen kunnen hierdoor optreden?

A

Rigiditeit: Toegenome weerstand tijdens het passief strekken van de spieren
Paratonie: een wisselende mate van toename van spiertonus bij passieve flexie en extensie. Kan gegeneraliseerd als geloklisaartd
Grijpreflexen: aanraking/druik op de palmaire zijde leidt tot grijpen
Myclonien: onwillekeurige spiercontracties, verspreid voorkomend over het lichaam.
Epilepsie: partieel of gegeneraliseerd.

104
Q

Welke bij ouderen met depressie specifiek?

A

slaapproblemen (problemen met inslapen, vaak wakker worden, vroeg ontwaken, of veel slapen);
twijfelzucht;
buitensporige schuldgevoelens;
nihilistische wanen;
psychomotorische agitatie of remming (waarneembaar);
terugtrekgedrag;
preoccupatie met lichamelijke klachten (hypochondrisch van aard);
gebrek aan energie;
angst en onrust;
doodsgedachten.

105
Q

Hoe werkt het principe van hemodialyse?

A

Diffusie: Transport van opgeloste deeltjes van een hoge naar een lage concentratie door middel van een semi-permeabel membraan

106
Q

Noem twee manieren om de nierfunctie te schatten en twee om de nierfunctie te meten.

A

Schatten: MDRD, Cockgroft-Gault
Meten: inuline, 24 u urinesparing op kreat en ureum.

107
Q

Oudere patiënten hebben een groter risico op dehydratie.
Welke fysiologische factoren liggen daaraan ten grondslag?

A

het watergehalte van het lichaam loopt terug, van 60% naar 50% (dat percentage hoeft niet letterlijk genoemd te worden).
Verminderde homeostase
verminderde nierfunctie of verminderd concentrerend vermogen van de manier
verhoogde doorlaatbaarheid van de huid